ECLI:NL:RBZWB:2022:2993

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 856
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting 2017 en belastingrente door belanghebbende woonachtig in Curaçao

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, woonachtig op Curaçao, en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting (IB) voor het jaar 2017, die was vastgesteld op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.385. De inspecteur had deze aanslag ambtshalve vastgesteld omdat de belanghebbende geen aangifte had gedaan. Na bezwaar werd de aanslag verlaagd tot een belastbaar inkomen van € 10.427, wat resulteerde in een te betalen bedrag van € 928 aan IB en € 76 aan belastingrente.

Tijdens de zitting op 12 mei 2022 werd de belanghebbende gehoord, die aangaf niet te begrijpen waarom zijn aangifte niet was gevolgd door de Belastingdienst. De rechtbank legde uit dat de inspecteur de aanslag correct had vastgesteld, waarbij alleen de AOW-uitkering van € 10.427 in de belastingheffing was betrokken, omdat het heffingsrecht over de pensioenuitkering van een pensioenfonds op Curaçao ligt. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur terecht geen rekening had gehouden met de door de belanghebbende aangegeven loonheffing op de pensioenuitkering.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat zij niet bevoegd was om een betalingsregeling te treffen tussen de belanghebbende en de Belastingdienst. De uitspraak werd gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch binnen zes weken na de verzenddatum.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 21/856
uitspraak van 2 juni 2022
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] (Curaçao),
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 17 december 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem voor het jaar 2017 opgelegde aanslag inkomstenbelasting (IB) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.385, alsmede de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte belastingrente van € 127 (aanslagnummer [aanslagnummer]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2022 te Breda.
Via een digitale beeldverbinding (Skype for Business) zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de inspecteur, [inspecteur].

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

Feiten
2.1.
Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] en woont sinds 2014 op Curaçao.
2.2.
Belanghebbende ontving in 2017 uit Nederland een AOW-uitkering van de Sociale verzekeringsbank (SVB) van € 10.427 en een pensioen van [pensioenfonds] van in totaal € 6.958. Op de uitkeringen zijn geen loonheffingen ingehouden.
2.3.
Belanghebbende is uitgenodigd tot het doen van aangifte IB voor het jaar 2017. De inspecteur heeft de aanslag IB voor het jaar 2017 met dagtekening 9 september 2020 ambtshalve vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.385, omdat belanghebbende geen aangifte heeft gedaan.
2.4.
De inspecteur heeft, na bezwaar van belanghebbende, de aanslag IB verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.427. De belastingrentebeschikking is dienovereenkomstig verminderd. Belanghebbende dient als gevolg daarvan € 928 aan IB en € 76 aan belastingrente te betalen.
2.5.
Belanghebbende heeft met dagtekening 29 december 2020 een aangiftebiljet IB voor het jaar 2017 ingediend naar een inkomen uit werk en woning van € 17.385. Daarbij is onder meer aangegeven dat op de pensioenuitkering van [pensioenfonds] een bedrag van € 6.378 aan loonheffing is ingehouden.
2.6.
Belanghebbende heeft in beroep een jaaropgave 2017 van [pensioenfonds] meegestuurd. Daarop staat onder meer een bedrag van € 6.958 als ‘Loon IB/PVV’ en een bedrag van € 6.378 als ‘Loon Zvw’. Bij de post ‘Ingehouden LB/PH’ – dat zijn de loonheffingen – staat een bedrag van 0 ingevuld.
Beoordeling van het geschil
2.7.
Belanghebbende heeft aangegeven dat hij niet begrijpt waarom zijn aangifte IB voor het jaar 2017 niet is gevolgd door de Belastingdienst.
2.8.
De rechtbank heeft belanghebbende ter zitting uitgelegd dat de inspecteur de aanslag IB bij uitspraak op bezwaar tot het juiste bedrag heeft vastgesteld. Daarbij heeft de rechtbank belanghebbende het volgende voorgehouden.
2.9.
De pensioenuitkering van [pensioenfonds] is niet in Nederland belast, omdat het heffingsrecht over deze pensioenuitkering op basis van de Belastingregeling Nederland Curaçao [1] toekomt aan Curaçao. Dat betekent dat de inspecteur terecht – in afwijking van belanghebbendes aangifte – enkel de AOW-uitkering van € 10.427 in de belastingheffing heeft betrokken. Dat is in het voordeel van belanghebbende.
2.10.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB 2017 verder ingevuld dat op de pensioenuitkering van [pensioenfonds] loonheffing is ingehouden. Dat is niet juist (zie 2.6). De inspecteur heeft dus terecht geen rekening gehouden met de door belanghebbende in de aangifte in aanmerking genomen loonheffing.
2.11.
Verder heeft belanghebbende aangevoerd dat hij door zijn ex-partner is gekort op zijn pensioenuitkering van [pensioenfonds]. Dit kan niet leiden tot vermindering van de aanslag. Ter zitting heeft belanghebbende desgevraagd verklaard dat het aangegeven bedrag van € 6.958 het bedrag is van de pensioenuitkering na aftrek van het gedeelte dat toekomt aan zijn ex-partner. De inspecteur heeft bovendien uiteindelijk – na de uitspraak op bezwaar – niet geheven over de pensioenuitkering van [pensioenfonds] maar alleen over de AOW-uitkering.
2.12.
Ter zitting is nog naar voren gekomen dat belanghebbende graag een regeling zou willen treffen voor het betalen van het op de aanslag IB 2017 verschuldigde bedrag. De rechtbank is niet bevoegd om te voorzien in een betalingsregeling tussen belanghebbende en de Belastingdienst. Voor een verzoek om een betalingsregeling kan contact worden gezocht met de ontvanger van de Belastingdienst. De inspecteur heeft in dat verband ter zitting aangeboden om belanghebbende per brief de contactgegevens te sturen van een ontvanger van de Belastingdienst.
2.13.
Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond verklaard.
2.14.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 2 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Rijkswet van 30 september 2015, houdende regeling voor Nederland en Curaçao tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en een woonplaatsfictie ter zake van erf- en schenkbelasting (Belastingregeling Nederland Curaçao).