ECLI:NL:RBZWB:2022:3000

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2915
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van studiefinanciering op basis van woonadres

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de herziening en terugvordering van haar uitwonendenbeurs op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) die haar uitwonendenbeurs had herzien naar een thuiswonendenbeurs, omdat zij niet op het BRP-adres zou wonen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 april 2022, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een gemachtigde van DUO.

De rechtbank oordeelt dat DUO terecht de uitwonendenbeurs van eiseres heeft herzien en de te veel betaalde studiefinanciering heeft teruggevorderd. De rechtbank baseert haar oordeel op de Rapportage Huisbezoek van DUO, waarin is vastgesteld dat eiseres op het moment van het huisbezoek niet op het BRP-adres woonde. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat zij op het BRP-adres woonachtig was, ondanks haar verwijzingen naar eerdere uitspraken en verklaringen van familieleden. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van proceskosten of griffierecht.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 2 juni 2022, en de rechtbank heeft de beslissing genomen dat de herzieningen van de uitwonendenbeurs in stand blijven, evenals de terugvordering van de te veel betaalde studiefinanciering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2915 WSFBSF

uitspraak van 2 juni 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. R. Joosen,
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de herziening en terugvordering van haar uitwonendenbeurs op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000).
Bij besluit van 26 november 2020, referentie 0086625134 (primair besluit 1), heeft DUO de uitwonendenbeurs van eiseres van € 277,84 per maand herzien naar een thuiswonendenbeurs van € 85,13 per maand over de maand december 2020 wegens het niet wonen op het BRP-adres. Over het jaar 2021 zijn deze bedragen herzien van € 285,15 naar € 87,37.
Bij besluit van 26 november 2020, referentie 0086625228 (primair besluit 2), heeft DUO de uitwonendenbeurs van eiseres van € 277,84 per maand herzien naar een thuiswonendenbeurs van € 85,13 per maand over de maanden mei tot en met november 2020 wegens het niet wonen op het BRP-adres.
Bij besluit van 26 november 2020, referentie ZP9/4432125 (primair besluit 3), heeft DUO de te veel betaalde studiefinanciering van eiseres teruggevorderd van mei 2020 tot en met november 2020 tot een bedrag van € 1.348,97.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze primaire besluiten.
Met een besluit van 1 juni 2021 (bestreden besluit) heeft DUO het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Dit betekent dat DUO bij de primaire besluiten is gebleven. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit. DUO heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op de zitting van 21 april 2022 in Breda behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en namens DUO gemachtigde
mr. P.E. Meerema.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of DUO terecht de uitwonendenbeurs van eiseres over de periode van mei 2020 tot en met december 2020 heeft herzien naar een thuiswonendenbeurs en of DUO terecht de te veel betaalde studiefinanciering over de periode van mei 2020 tot en met november 2020 heeft teruggevorderd tot een bedrag van € 1.348,97. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Eiseres heeft in beroep – samengevat – aangevoerd dat DUO met de rapportage
niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij ten tijde van het huisbezoek op 5 november 2020 niet op het BRP-adres woonachtig was. Het bestreden besluit is hierom in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Er is geen toereikende grondslag voor herziening en terugvordering. Eiseres heeft verwezen naar verschillende uitspraken, waaronder ECLI:NL:CRVB:2014:633 en ECLI:NL:RBZWB:2020:927.
3. De rechtbank is van oordeel dat DUO terecht de uitwonendenbeurs van eiseres over de periode van mei 2020 tot en met december 2021 heeft herzien naar een thuiswonendenbeurs en dat DUO terecht de te veel betaalde studiefinanciering over de periode van mei 2020 tot en met november 2020 heeft teruggevorderd tot een bedrag van
€ 1.348,97. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Herzieningen
4.1.
Vaststaat dat eiseres over de periode van maart 2020 tot en met april 2020 op grond van de Wsf 2000 een thuiswonendenbeurs heeft ontvangen en over de periode van mei 2020 tot en met november 2020 een uitwonendenbeurs.
4.2.
In vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter op het gebied van studiefinancieringszaken, de Centrale Raad van Beroep (CRvB), is bepaald dat besluiten tot herziening in de regel dienen te worden onderbouwd aan de hand van een rapport waarin de resultaten zijn neergelegd van een onderzoek naar de feitelijke woon- en leefsituatie van de studerende. [1]
4.3.
DUO heeft aan de bestreden besluitvorming de Rapportage Huisbezoek van
16 december 2020 ten grondslag gelegd. In deze rapportage zijn het onaangekondigde en aangekondigde huisbezoek van 5 november 2020 beschreven én de verklaringen die de oma en oom van eiseres tijdens het aangekondigde huisbezoek hebben afgelegd.
4.4.
Op 5 november 2020 om 9.40 uur hebben controleurs van DUO geprobeerd een onaangekondigd huisbezoek af te leggen aan de woning op het BRP-adres. De ook op het BRP-adres woonachtige oom van eiseres liet via de digitale deurbel weten dat zijn moeder twee uur later terug zou komen en dat eiseres op school was. Hierop hebben de controleurs rond 12.10 uur een aangekondigd huisbezoek aan de woning afgelegd en hebben hierbij het volgende vastgesteld. Eiseres heeft geen huurcontract, betaalt geen huur en heeft geen persoonlijke kamer voor haar alleen. De getoonde kamer is geen ingerichte en bewoonde studentenkamer. De kamer is niet afsluitbaar en wordt ook door het gezin gebruikt. Op het bed ligt was van zowel eiseres als haar oma. In de kast liggen zowel spullen van de oma als de oom. Er wordt niets aangetroffen wat persoonlijk naar eiseres te herleiden is. Alles is gedeeld. Er worden van eiseres twee stuks onderkleding aangetroffen, sjaals en nagenoeg geen verzorgingsproducten en damesaccessoires. Er worden geen jassen, tassen, schoenen, slaapkleding, schoolspullen, administratie of andere persoonlijke spullen aangetroffen. De controleurs hebben geconcludeerd dat eiseres haar hoofdverblijf niet op het BRP-adres had of heeft gehad.
4.5.
Tijdens het huisbezoek heeft de oma van eiseres – samen met de oom – samengevat het volgende verklaard over de woon- en leefsituatie van eiseres. Eiseres heeft op de eerste verdieping een kamer, waar zij alle nachten van de week slaapt en haar spullen bewaart. Zij woont er ongeveer acht maanden en helpt haar oma met het huishouden en gezelschap. Eiseres betaalt geen huur, maar betaalt af en toe boodschappen. Drie kamers zijn ingericht als slaapkamer, de vierde staat leeg. In de kamer van de oom staat een bed en hangen feestjurken. Die kamer gaan ze inrichten voor eiseres. De oom heeft zijn spullen nu op de kamer waar eiseres slaapt. Eiseres moet haar spullen vanuit die kamer naar haar nieuwe kamer verhuizen. Ze gaan er ook een kast en bureau plaatsen. Op de kamer waar eiseres nu slaapt, liggen in het linkergedeelte van de kledingkast spullen van de oma en in het rechtergedeelte kleding van eiseres en haar oom. In een lade liggen twee stuks onderkleding en sjaals (hoofddoeken). Eiseres heeft haar tas met schoolspullen meegenomen naar school. Haar post geeft ze thuis aan haar moeder, die dat voor haar bijhoudt. Over anderhalve maand is alles duidelijker ingericht.
4.6.
De rechtbank overweegt dat DUO aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres op het moment van het huisbezoek niet op het BRP-adres woonde. Wat eiseres daartegen heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB betekent dit dat volgens het wettelijk vermoeden van artikel 9.9, tweede lid, van de Wsf 2000 de overtreding van artikel 1.5 Wsf 2000 wordt vermoed te zijn begonnen op het moment waarop de studerende zijn laatste adreswijziging in de BRP heeft ingeschreven. [2] Hier is dat 23 april 2020. Vervolgens ligt het op de weg van eiseres om tegenbewijs te leveren dat zij in de periode vanaf 23 april 2020 tóch op het BRP-adres heeft gewoond. Aan dat bewijs worden strenge eisen gesteld; het moet gaan om objectief en controleerbaar bewijs. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres dit tegenbewijs niet geleverd. Tijdens de bezwaarprocedure heeft eiseres een orderbevestiging van [naam bedrijf] van 22 oktober 2020 overgelegd en een printscreen van de website van haar rijschool van 5 januari 2021. In beroep heeft eiseres nog vier gelijkluidende verklaringen van familieleden overgelegd. Dit is onvoldoende om te twijfelen aan de Rapportage Huisbezoek van DUO. Zo blijkt uit die rapportage dat er op het BRP-adres erg weinig spullen van eiseres zijn aangetroffen en waren er op de kamer van eiseres ook spullen van haar oom en haar oma aanwezig, terwijl ter zitting is bevestigd dat zij eigen kasten hadden. Verder zijn de rijschoolgegevens van een latere datum dan de datum van het huisbezoek – gelet op de aanvangsdatum van 6 november 2020 – en blijkt uit de gegevens van [naam bedrijf] niet meer dan dat eiseres een kast zou gaan ophalen bij [naam bedrijf] in [plaatsnaam] . De verklaringen van familieleden zijn onvoldoende om als bewijs te dienen, omdat zij niet worden ondersteund door objectief en controleerbaar bewijs. Nu eiseres er niet in is geslaagd met tegenbewijs aan te tonen dat zij na 23 april 2020 woonachtig is geweest op het BRP-adres, heeft DUO terecht de uitwonendenbeurs herzien over de periode van mei 2020 tot en met december 2020
.
4.7.
Eiseres heeft in beroep verder verwezen naar verschillende uitspraken van de CRvB en deze rechtbank. De geschillen uit die uitspraken lijken echter niet vergelijkbaar met het geschil dat hier voorligt. Zoals in overweging 4.2.5 al is overwogen, heeft DUO met het gedane onderzoek aannemelijk gemaakt dat eiseres niet op het BRP-adres woonde en heeft eiseres niet met bewijs het tegendeel aannemelijk weten te maken.
Terugvordering
5. Nu uit het voorgaande volgt dat de herzieningen van de uitwonendenbeurs van eiseres in stand kunnen blijven, mocht DUO ook de te veel betaalde studiefinanciering van haar terugvorderen over de periode van mei 2020 tot en met november 2020.

Conclusie en gevolgen

6.1
Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat er inhoudelijk niets verandert aan het bestreden besluit.
6.2
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 2 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage wettelijk kader

Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000)
Artikel 1.1, eerste lid, van de Wsf 2000 bepaalt dat in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
thuiswonende deelnemer: mbo-student die niet een uitwonende mbo-student is,
uitwonende deelnemer: mbo-student die voldoet aan de verplichtingen bedoeld in artikel 1.5.
Artikel 1.5, eerste lid, onder a, van de Wsf 2000 bepaalt dat voor het normbedrag voor een uitwonende deelnemer in aanmerking komt de deelnemer die voldoet aan de verplichting dat de mbo-student woont op het adres waaronder hij in de basisregistratie personen staat ingeschreven.
Artikel 7.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsf 2000 bepaalt dat Onze Minister een beschikking kan herzien waarbij studiefinanciering is toegekend.
Het tweede lid, aanhef en onder a, bepaalt dat herziening plaatsvindt op grond van het feit dat een beschikking is genomen waarvan de student of de debiteur onderscheidenlijk zijn ouder wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat deze onjuist was.
Het tweede lid, aanhef en onder c, bepaalt voor zover van belang dat herziening plaatsvindt op grond van het feit dat te veel of te weinig studiefinanciering is toegekend.
Artikel 7.4, eerste lid, van de Wsf 2000 bepaalt dat, indien een herzieningsbeschikking als bedoeld in artikel 7.1, eerste en tweede lid, of een beslissing op bezwaar daartoe aanleiding geeft, het bedrag van de basisbeurs of aanvullende beurs dat teveel is uitbetaald door de betrokkene wordt terugbetaald of met hem verrekend.
Artikel 9.9, tweede lid, van de Wsf 2000 bepaalt dat de herziening plaatsvindt met ingang van de datum van de laatste adreswijziging van de mbo-student in de basisregistratie personen. Indien de ouders van de mbo-student of een van hen na de laatste adreswijziging, bedoeld in de vorige volzin, zijn of is ingeschreven op hetzelfde woonadres als de mbo-student, dan vindt de herziening plaats met ingang van de dag van deze adreswijziging.
Artikel 11.5, eerste lid, van de Wsf 2000 bepaalt dat Onze Minister voor bepaalde gevallen de wet en de daarop berustende bepalingen buiten toepassing kan laten of daarvan kan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze wet beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Het tweede lid bepaalt dat het eerste lid niet van toepassing is op:
a. het begrip partner,
b. het begrip toetsingsinkomen,
c. het begrip vreemdeling, en
d. artikel 1.8.

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 3:2 van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen vergaart.
Artikel 3:46 van de Awb bepaalt dat een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
Artikel 3:47 van de Awb bepaalt, voor zover van belang, het volgende:
1. De motivering wordt vermeld bij de bekendmaking van het besluit.
2. Daarbij wordt zo mogelijk vermeld krachtens welk wettelijk voorschrift het besluit wordt genomen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 14 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4989.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 1 juni 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1877.