ECLI:NL:RBZWB:2022:3088
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Rechtsgeldigheid van hondenbelasting opgelegd door gemeente Terneuzen
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Terneuzen over de opgelegde hondenbelasting voor het belastingjaar 2020. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag hondenbelasting van € 720,- voor vijf honden, welke door de heffingsambtenaar op 29 februari 2020 was opgelegd. Het bezwaar werd ongegrond verklaard op 20 maart 2020, waarna de belanghebbende op 22 april 2020 beroep instelde.
Tijdens de zitting op 12 mei 2022 in Middelburg heeft de belanghebbende zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de aanslag in strijd is met het verbod van willekeur en dat er geen deugdelijk argument is voor het heffen van hondenbelasting. Hij stelde dat hondenbezitters onterecht meer bijdragen aan de gemeentekas dan andere inwoners en dat de hondenbelasting in veel gemeenten is afgeschaft. De rechtbank heeft de wettelijke basis voor de hondenbelasting onderzocht, met verwijzing naar artikel 226 van de Gemeentewet, en geconcludeerd dat de gemeenteraad van Terneuzen rechtmatig gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om hondenbelasting te heffen.
De rechtbank oordeelde dat het onderscheid tussen hondenbezitters en andere inwoners gerechtvaardigd is en dat de hoogte van de belasting niet onredelijk is. De rechtbank heeft de beroepsgrond van de belanghebbende dat de heffing in strijd is met het gelijkheidsbeginsel verworpen, en concludeerde dat de aanslag hondenbelasting rechtmatig is. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees een proceskostenvergoeding af.