ECLI:NL:RBZWB:2022:3309
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het niet-ontvankelijk verklaren van bezwaren tegen geluidwerende maatregelen in het kader van de Hogesnelheidslijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juni 2022, wordt het beroep van eisers beoordeeld naar aanleiding van een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk. Eisers, vertegenwoordigd door mr. S. Oord, hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 20 februari 2020, waarin werd medegedeeld dat er geen geluidwerende maatregelen getroffen zouden worden in het kader van het project ‘Hogesnelheidslijn’ bij hun woningen. Het college verklaarde de bezwaren van eisers op 19 juli 2021 niet-ontvankelijk, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 25 maart 2022 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van het college, mr. L.N. Landzaat, aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de brieven van 20 februari 2020 niet als besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen worden gekwalificeerd. Dit oordeel is gebaseerd op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat een rechtshandeling publiekrechtelijk is als deze is gebaseerd op een publiekrechtelijke grondslag. De rechtbank concludeert dat er geen publiekrechtelijke grondslag is voor de brieven van het college, en dat het college de bezwaren van eisers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eisers geen recht hebben op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.