ECLI:NL:RBZWB:2022:3348

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
02-820782-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik van valse geschriften met als doel onrechtmatige verkrijging van een standplaats op een woonwagenkamp

Op 22 juni 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruik maken van valse geschriften. De zaak betreft meerdere incidenten waarbij de verdachte samen met anderen valse documenten heeft opgemaakt en gebruikt om onrechtmatig een standplaats op een woonwagenkamp in Bergen op Zoom te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 november 2015 een valse aangifte van verhuizing heeft ingediend, waarin hij onterecht vermeldde dat hij bij een medeverdachte woonde. Daarnaast heeft hij op 3 en 15 december 2015 valse samenlevingsovereenkomsten en -contracten opgemaakt, waarin hij en de medeverdachte ten onrechte als partners werden aangeduid en samenwonen op een adres dat feitelijk onbewoonbaar was. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem een taakstraf van 60 uur opgelegd, te vervangen door 30 dagen hechtenis. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting en de eerdere contacten van de verdachte met politie en justitie. De beslissing is genomen op basis van verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de verdachte strafbaar is verklaard voor de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-820782-17
vonnis van de meervoudige kamer van 22 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
raadsman mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaak naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 juni 2022. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en het meerdere malen opzettelijk gebruik maken van valse of vervalste geschriften, als waren deze echt en onvervalst.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de stukken in het dossier de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is met de officier van justitie van mening dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank de tenlastegelegde feiten onder 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen zoals hieronder onder de bewezenverklaring is weergegeven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 4 november 2015 in Nederland, een "aangifte van verhuizing binnen de gemeente" (blz. 0160) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk en in strijd met de waarheid op/in die aangifte van verhuizing binnen de gemeente vermeld/weergegeven
* (bij punt 5) dat hij verdachte inwonend is/was en/of zou (gaan) zijn/worden bij [medeverdachte] (aan de [adres 2] ) en
* dat hij, verdachte op het adres van [medeverdachte] aan de [adres 2] zou gaan wonen en/of verblijven en
* dat hij, verdachte (mitsdien) samen zou gaan wonen met [medeverdachte] op het adres [adres 2] en
* dat hij verdachte (mitsdien) samen met [medeverdachte] zou gaan verblijven op het adres [adres 2] , terwijl hij, verdachte en die [medeverdachte] (feitelijk) niet woonachtig waren op de [adres 2] en de woning aan de [adres 2] (feitelijk) onbewoonbaar was en hij, verdachte en [medeverdachte] niet samenwoonden of zouden gaan samenwonen en niet samen) verbleven en/of (samen) zouden gaan verblijven aan de [adres 2] , zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
EN
omstreeks 4 november 2015 te Bergen op Zoom, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van:
A. een valse "aangifte van verhuizing binnen de gemeente" (blz. 0160) en
B. een valse "verklaring van geen bezwaar" (van inschrijving van hem, verdachte op het adres van [medeverdachte] ) (blz. 0162) - zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschriften echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin dat
ad A
- valselijk en in strijd met de waarheid in/op di aangifte van verhuizing (bij punt 5) vermeld staat/is dat hij, verdachte inwonend is/was en/of zou (gaan) zijn bij [medeverdachte] en/of dat hij, verdachte op het adres van [medeverdachte] aan de [adres 2] zou komen wonen en/of dat hij, verdachte (mitsdien) samen zou gaan wonen en/of verblijven met [medeverdachte] op het adres aan de [adres 2] en
ad B
valselijk en/of in strijd met de waarheid in/op die verklaring van geen bezwaar (van inschrijving van hem, verdachte op het adres van [medeverdachte] ) vermeld staat/is dat [medeverdachte] (als hoofdbewoner) woonachtig is op het adres [adres 2] en dat [medeverdachte] geen bezwaar heeft dat hij, verdachte op het adres [adres 2] wordt ingeschreven en dat [medeverdachte] en verdachte (aldus) samen ingeschreven zouden (gaan) staan/zijn en/of samen zouden (gaan) wonen en/of verblijven op het adres [adres 2] , zulks terwijl die [medeverdachte] feitelijk niet woonachtig was op de
[adres 2] en de woning aan de [adres 2] feitelijk onbewoonbaar was en die [medeverdachte] en hij, verdachte niet samenwoonden of zouden gaan samenwonen en niet samen zouden gaan verblijven (op de [adres 2] ) en bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte die valse aangifte van verhuizing binnen de gemeente en/of die valse verklaring van geen bezwaar heeft verstrekt/ingediend/overlegd, aan de Gemeente Bergen op Zoom, terwijl verdachte wisten dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware
zij echt en onvervalst.
2.
op 3 december 2015 en/of 15 december 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een samenlevingsovereenkomst (blz. 0222 t/m 0228) en een samenlevingscontract (blz. 0388 t/m 0393) - zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en in strijd met de waarheid op/in die samenlevingsovereenkomst en/of op/in dat samenlevingscontract laten vermelden/weergeven dat
* hij, verdachte en/of [medeverdachte] woonachtig is/zijn aan de [adres 2] en
* hij, verdachte en [medeverdachte] "partners" zijn en samenwonen op het adres [adres 2] (met ingang van (de maand)augustus 2015) en
* hij, verdachte en [medeverdachte] een gemeenschappelijke huishouding (met elkaar) voeren en
* hij, verdachte en [medeverdachte] een affectieve relatie met elkaar hebben, zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
EN
omstreeks de periode van 13 juli 2016 tot en met 15 juli 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse samenlevingsovereenkomst (blz. 0222 t/m 0228) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin at valselijk en/of in strijd met de waarheid in/op die samenlevingsovereenkomst vermeld staat/is dat
* hij, verdachte en/of [medeverdachte] is/zijn aan de [adres 2] en
* hij, verdachte en [medeverdachte] "partners" zijn en samenwonen op het adres [adres 2] (met ingang van (de maand) augustus 2015) en
* hij, verdachte en [medeverdachte] gemeenschappelijke huishouding (met elkaar) voeren zulks terwijl hij, verdachte en die [medeverdachte] niet woonachtig waren op de [adres 2] en de woning aan de [adres 2] feitelijk onbewoonbaar was en hij, verdachte en die [medeverdachte] geen partners waren en niet samenwoonden op/aan de [adres 2] en geen gemeenschappelijke huishouding met elkaar voerden en bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s) die valse samenlevingsovereenkomst heeft/hebben laten verstrekken/indienen/overleggen bij/aan de Gemeente Bergen op Zoom, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat geschrift bestemd was voor gebruik als ware zij echt en onvervalst.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 60 uur te vervangen door 30 dagen hechtenis. Zij houdt daarbij enerzijds rekening met de aard en ernst van de feiten en anderzijds met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr.) en met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting met 1,5 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit primair een schuldigverklaring zonder strafoplegging en subsidiair de oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf. Dit omdat er sprake is van eendaadse samenloop en artikel 63 Sr. van toepassing is. Ook is de redelijke termijn van berechting overschreden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en het gebruik maken van deze valse geschriften. Zo heeft hij een “aangifte van verhuizing binnen gemeente” ingevuld waarop in strijd met de waarheid staat vermeld dat zijn nieuwe woonadres [adres 2] is en hij inwonend is bij de medeverdachte. Feitelijk verbleven zij beiden echter los van elkaar op een ander adres. Ook heeft verdachte een samenlevingscontract en -overeenkomst ondertekend waarin in strijd met de waarheid staat vermeld dat hij een affectieve relatie met de medeverdachte had, hij met hem als partners samenwoonde op het adres [adres 2] en zij een gemeenschappelijke huishouding voerden. Met deze geschriften heeft verdachte getracht om op onrechtmatige wijze aan een standplaats te komen op het woonwagenkamp in Bergen op Zoom. Daarmee heeft hij de daarvoor geldende “Regeling Standplaatsverdeling Woonwagencentra” van de gemeente, die bedoeld is om een voorkeursbehandeling te voorkomen, omzeild. Om dit te bereiken heeft hij de medeverdachte ingeschakeld die daar voor zover uit het dossier is gebleken zelf geen profijt van heeft gehad, maar wel in de problemen is gekomen. Verdachte heeft het vertrouwen geschaad dat in deze maatschappij aan schriftelijke bewijsstukken moet kunnen worden ontleend en de persoon die op dat moment recht had op de standplaats benadeeld. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest maar niet voor soortgelijke feiten. Ook blijkt hieruit dat artikel 63 Sr. van toepassing is.
Verder acht de rechtbank voor de strafmaat de proceshouding van verdachte van belang. Hij heeft er tijdens zijn verhoor bij de politie voor gekozen om geen openheid van zaken te geven en zich op zijn zwijgrecht te beroepen. Evenmin is verdachte ter zitting verantwoording af komen leggen.
Eendaadse of meerdaadse samenloop en voortgezette handeling
Samengevat komt de jurisprudentie van de Hoge Raad over eendaadse samenloop vooral neer op de vraag of de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend, feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt kan worden gemaakt. Gelet op de tijdstippen van de bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat daarvan geen sprake is, maar dat er wel van meerdaadse samenloop moet worden uitgegaan.
Voor zover er sprake is van het gebruik maken van een vals/vervalst geschrift, waarvan ook is bewezenverklaard dat verdachte (samen met zijn mededader) dit heeft vervalst, is bovendien sprake van een voortgezette handeling als bedoeld in artikel 56 lid 2 Sr. Dit betreft bij feit 1 de aangifte van verhuizing binnen de gemeente en bij feit 2 de samenlevingsovereenkomst.
Redelijke termijn van berechting
Zoals hiervoor al is overwogen, dient er bij de strafoplegging verder rekening te worden gehouden met het feit dat de redelijke termijn van berechting op grond van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) is geschonden. In beginsel dient de behandeling van een strafzaak binnen twee jaar met een eindvonnis te zijn afgedaan na aanvang van de redelijke termijn. Bijzondere omstandigheden kunnen dit anders maken. De rechtbank gaat er van uit dat de redelijke termijn in deze zaak is aangevangen op 6 oktober 2017, de datum van het eerste verhoor van verdachte. Bijzondere omstandigheden hebben in deze zaak geen rol gespeeld. Daarmee is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van ruim 2,5 jaar, die in de strafoplegging moet worden verdisconteerd.
De straf
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat wanneer de redelijke termijn van berechting niet zou zijn overschreden, aan verdachte een taakstraf van 80 uur, te vervangen door 40 dagen hechtenis zou moeten worden opgelegd. Vanwege die overschrijding van de redelijke termijn acht zij de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden. De rechtbank komt aldus tot oplegging van een taakstraf voor de duur van 60 uur, te vervangen door 30 dagen hechtenis.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 56, 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van feit 1 en 2 steeds deels de voortgezette handeling van:
feit 1:Medeplegen van valsheid in geschrift en het medeplegen van opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
feit 2:Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd en het medeplegen van opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
30 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.M. Collombon, voorzitter, mr. A. Hello en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 juni 2022.