ECLI:NL:RBZWB:2022:3353

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2130
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke aanvraag voor bijstand bij verhuizing

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 17 juni 2022, wordt het beroep van eiser behandeld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiser heeft een aanvraag ingediend op 24 januari 2022, waarin hij verzoekt om ondersteuning bij zijn verhuizing. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens de rechtbank is een aanvraag gedefinieerd als een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen, maar het verzoek van eiser voldoet hier niet aan. Verweerder heeft terecht gesteld dat het verzoek niet onder de dienstverlening valt en dat de gemeente Tilburg niet verantwoordelijk is voor het toewijzen van woningen. De rechtbank concludeert dat er geen wettelijke termijnen zijn gaan lopen en verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. Eiser krijgt zijn griffierecht terug, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2130

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juni 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag van 24 januari 2022.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de
betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Voordat de rechtbank toekomt aan de vraag of verweerder in gebreke is om tijdig een besluit te nemen op de aanvraag, dient de rechtbank eerst antwoord te geven op de vraag of er sprake is van een aanvraag.
In artikel 1:3, derde lid
,van de Awb is bepaald dat onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen. In het eerste lid van dit artikel staat uitgelegd wat onder een besluit wordt verstaan. Een besluit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Eiser stelt dat het verzoek van 24 januari 2022 een aanvraag om bijstand (verzoek om ondersteuning bij verhuizing) is en dat er reeds daarom sprake is van een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Verweerder stelt zich op standpunt dat het verzoek niet kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb, omdat het verzoek tot ondersteuning bij zijn verhuizing buiten de dienstverlening van verweerder valt en dat de gemeente Tilburg niet gaat over het toewijzen van woningen. Verweerder verwijst eiser naar de woningcorporatie via Woning in Zicht.
De rechtbank stelt vast dat het verzoek van eiser ertoe strekt dat verweerder hem ondersteunt bij zijn mogelijke verhuizing naar Tilburg. De rechtbank begrijpt eiser zo dat hij verzoekt om het toewijzen van een woning. Voor dit verzoek ontbreekt echter een publiekrechtelijke grondslag, zodat aan verweerder geen bevoegdheid toekomt tot het nemen van een dergelijk besluit.
De rechtbank begrijpt dat eiser ook in meer brede zin ondersteuning wenst bij zijn verhuizing naar Tilburg. De brief van 24 januari 2022 vermeldt echter geen concrete aanvraag. De rechtbank stelt vast dat eiser het college niet heeft verzocht om zijn recht op bijstand vast te stellen. Voor zover eiser bedoelt om bijzondere bijstand aan te vragen voor verhuiskosten en aanverwante kosten in verband met een verhuizing, geldt dat nog geen sprake is van een al aanstaande verhuizing en van te maken kosten. Dit, nog los van het feit dat recht op dergelijke (bijzondere) bijstand volgens de Participatiewet, onder bepaalde voorwaarden, alleen bestaat jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende zijn woonplaats heeft [1] .
Gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen is er geen sprake van een aanvraag in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Ook anderszins is niet gebleken dat het verzoek van 24 januari 2022 is aan te merken als een aanvraag in de zin van dit artikel, zodat er geen wettelijke termijnen zijn gaan lopen. Er is dan ook geen sprake van een met een besluit gelijk te stellen niet tijdig beslissen op een verzoek als bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb, waartegen beroep kan worden ingesteld.
De rechtbank zal zich daarom kennelijk onbevoegd verklaren om van het beroep kennis te nemen.
Omdat de rechtbank onbevoegd is om kennis te nemen van het ingestelde beroep, zal het door eiser betaalde griffierecht worden teruggestort. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 17 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 december 2015, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:CRVB:2015:4745.