In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juni 2022, wordt het beroep van de belanghebbende, een medewerker van de Koninklijke Luchtmacht, tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De inspecteur had een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd voor het jaar 2019, welke door de rechtbank werd beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het heffingsrecht over het loon van de belanghebbende aan de Verenigde Staten toekomt op basis van artikel 20 van het Belastingverdrag tussen Nederland en de VS. De rechtbank stelt vast dat de belanghebbende pas op 19 augustus 2019 inwoner van de VS is geworden en dat hij op dat moment niet uitsluitend voor het verrichten van diensten aan Nederland inwoner van de VS is geworden. Dit betekent dat de inspecteur ten onrechte inkomstenbelasting heeft geheven over het loon van de belanghebbende. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de aanslag IB/PVV 2019, waarbij enkel PVV verschuldigd is en geen IB. De rechtbank bepaalt dat de inspecteur het griffierecht aan de belanghebbende moet vergoeden.