Op 25 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eisers, [naam eiser 1] en [naam eiser 2], en verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De zaak betreft een handhavingsverzoek van eisers tegen [naam derde-partij 5], die straalactiviteiten uitvoert op percelen in Tilburg. In het primaire besluit van 13 mei 2020 heeft het college het verzoek om handhavend op te treden afgewezen, en in het bestreden besluit van 26 februari 2021 is het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 9 december 2021, waarbij de eisers en vertegenwoordigers van het college en de derde-partij aanwezig waren.
De rechtbank heeft beoordeeld of het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om niet handhavend op te treden. De rechtbank concludeert dat er geen overtreding is van de omgevingsvergunningen die zijn verleend voor de straalcabines van [naam derde-partij 5]. De rechtbank oordeelt dat de vergunningen voor de straalcabines zijn verleend en dat het college geen aanleiding had om handhavend op te treden. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en er zijn geen proceskosten aan de orde gesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt op 25 januari 2022.