Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2022 in de zaak tussen
[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
wettelijk kader
Beoordeling door de rechtbank
Conclusie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De eiseres, die sinds 3 augustus 2009 een bijstandsuitkering ontving, had tegen besluiten van het college beroep ingesteld. Het college had op 19 oktober 2020 de bijstandsuitkering van eiseres met terugwerkende kracht ingetrokken per 1 januari 2017 en een bedrag van € 55.135,76 teruggevorderd. In het bestreden besluit van 11 maart 2021 werd het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard, maar werd de bijstandsuitkering per 1 maart 2020 ingetrokken en een terugvordering van € 8.859,52 vastgesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college voldoende bewijs heeft geleverd dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van haar werkzaamheden als nagelstyliste. Eiseres had geen administratie bijgehouden van haar werkzaamheden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de activiteiten van eiseres als nagelstyliste op geld waardeerbaar waren, ongeacht haar intentie om deze werkzaamheden als hobby uit te voeren. De rechtbank concludeerde dat het college terecht de bijstandsuitkering heeft ingetrokken en het teruggevorderde bedrag heeft vastgesteld. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt de verplichting van bijstandsontvangers om alle relevante informatie te verstrekken aan het college, en dat het niet nakomen van deze verplichting kan leiden tot intrekking van de bijstandsuitkering en terugvordering van onterecht ontvangen bedragen.