In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juni 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021, samen met verzuimboetes voor het niet tijdig doen van aangifte en het niet betalen van belasting. De rechtbank constateert dat de inspecteur het bezwaar van belanghebbende deels gegrond heeft verklaard, waardoor de naheffingsaanslag is verminderd naar nihil en de verzuimboete wegens niet betalen is vernietigd, maar de verzuimboete wegens niet (tijdig) doen van aangifte is gehandhaafd.
De rechtbank behandelt de argumenten van belanghebbende, die stelt dat zij geen papieren aangiftebiljet heeft ontvangen en dat zij vrijgesteld is van btw. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet tijdig aangifte heeft gedaan en dat zij niet alle redelijke zorg heeft betracht om dit te voorkomen. De rechtbank verwerpt de stellingen van belanghebbende en concludeert dat de verzuimboete terecht is opgelegd. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten toegekend.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige aangifte en de verantwoordelijkheden van belastingplichtigen, evenals de toepassing van de regels omtrent verzuimboetes in het belastingrecht.