In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om een Wajong-uitkering toe te kennen. Eiseres, geboren op 7 september 1988, had op 12 februari 2020 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het UWV weigerde deze op basis van de conclusie dat zij over arbeidsvermogen beschikte. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het UWV handhaafde zijn standpunt. De rechtbank behandelde de zaak op 21 april 2022 en oordeelde dat het UWV terecht had geweigerd de uitkering toe te kennen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende medische gegevens waren om aan te tonen dat eiseres op haar 18e verjaardag of in de vijf jaar daarna geen arbeidsvermogen had. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordelingen door het UWV zorgvuldig waren uitgevoerd en dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd waren. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd om haar stelling te onderbouwen dat zij niet in staat was om te werken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van het UWV in stand bleef. Eiseres kreeg geen proceskostenvergoeding en het door haar betaalde griffierecht werd niet vergoed.