ECLI:NL:RBZWB:2022:3809

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3950
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid

Op 7 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.N.G. Brok, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 2 augustus 2021, waarin haar WIA-uitkering werd beëindigd. Eiseres was eerder 100% arbeidsongeschikt verklaard, maar het UWV had na een medisch onderzoek geconcludeerd dat zij per 10 maart 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering per 14 september 2021.

Tijdens de zitting op 21 april 2022 in Breda, heeft eiseres haar klachten over het carpaal tunnelsyndroom toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV een zorgvuldige medische beoordeling heeft uitgevoerd, waarbij de verzekeringsartsen rekening hebben gehouden met de klachten van eiseres. De rechtbank oordeelde dat de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) van 1 maart 2022, die de beperkingen van eiseres vastlegde, voldoende onderbouwd was en dat de aangenomen beperkingen niet onderschat waren.

De rechtbank concludeerde dat de door het UWV geselecteerde functies, zoals medewerker kleding en textielreiniging en telefonisch verkoper, medisch passend waren voor eiseres, ondanks haar beperkingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het UWV om de WIA-uitkering te beëindigen, omdat eiseres niet voldeed aan de vereiste mate van arbeidsongeschiktheid voor een uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3950 WIA

uitspraak van 7 juli 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.N.G. Brok,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 2 augustus 2021 (bestreden besluit) van het UWV inzake de beëindiging van haar uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 21 april 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.J.G. Oom-Roumen.
De termijn voor het doen van uitspraak is met zes weken verlengd.

Feiten en omstandigheden

1. Eiseres is werkzaam geweest als verkoopmedewerker bij [naam bedrijf] voor 25,92 uur per week. Voor dat werk is zij op 24 april 2018 uitgevallen vanwege klachten ten gevolge van het carpaal tunnelsyndroom. Het dienstverband werd per 19 mei 2018 beëindigd, waarna het UWV een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) aan eiseres heeft toegekend.
Van 14 november 2018 tot 6 maart 2019 ontving eiseres een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO).
Op 19 mei 2020 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. Zij is op arbeidsdeskundige gronden 100% arbeidsongeschikt geacht. Het UWV heeft daarom bij besluit van 9 juli 2020 met ingang van 11 augustus 2020 een WIA-uitkering aan eiseres toegekend.
Van 28 augustus 2020 tot 17 december 2020 ontving eiseres wederom een uitkering op grond van de WAZO.
Bij besluit van 24 december 2020 (primair besluit) heeft het UWV aan eiseres laten weten dat haar loongerelateerde uitkering op 9 maart 2021 de maximumduur bereikt. Vanaf 10 maart 2021 krijgt zij een loonaanvullingsuitkering. De ex-werkgever van eiseres heeft hier bezwaar tegen gemaakt, omdat het besluit niet gebaseerd was op een actueel medisch onderzoek.
Dat onderzoek is daarna alsnog uitgevoerd. Vervolgens heeft het UWV bij brief van 8 juli 2021 aan eiseres en haar ex-werkgever het voornemen kenbaar gemaakt de WIA-uitkering van eiseres per toekomende datum te beëindigen, omdat zij voor minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. In reactie hierop heeft de ex-werkgever van eiseres aangegeven zich daarin te kunnen vinden. Eiseres heeft niet op het voornemen gereageerd.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van de ex-werkgever van eiseres gegrond verklaard. Daarbij is besloten dat de WIA-uitkering van eiseres per 14 september 2021 wordt beëindigd, omdat zij per 10 maart 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. Tot die tijd heeft zij ongewijzigd recht op de loonaanvullingsuitkering, zoals vermeld in het primaire besluit.

Wettelijk kader

2. In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.

Medische beoordeling

3. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op de rapportage van een verzekeringsarts van het UWV van 19 maart 2021.
3.1
Volgens de verzekeringsarts, die eiseres gezien heeft tijdens het spreekuur en haar lichamelijk en psychisch onderzocht heeft, bestaat er aanleiding om af te wijken van de beperkingen die zijn aangenomen ten tijde van de WIA-aanvraag in 2020. Destijds is in de beoordeling namelijk meegewogen dat sprake was van een vergevorderde zwangerschap, maar daar is nu geen sprake meer van. Ook is er op basis van onderzoek geen aanleiding om uit te gaan van psychische klachten. Gezien de ervaren hand- en polsklachten bij bekende onderliggende problematiek en geobjectiveerde bevindingen bij lichamelijk onderzoek worden beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgenomen ten aanzien van de belasting van beide handen. Eiseres is aangewezen op lichte belasting van de handen waarbij met name de kracht en fijnmazige activiteiten zijn beperkt. Er is volgens de verzekeringsarts geen grond om de eerder gestelde urenbeperking te handhaven. Er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden wanneer een gerichte behandeling zal worden gevolgd. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de FML van 19 maart 2021.
3.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij al sinds 2016 last heeft van ernstige klachten aan beide polsen en handen als gevolg van het carpaal tunnelsyndroom. Zij is daarvoor meerdere malen geopereerd, desondanks heeft zij tot op heden hevige (pijn)klachten aan haar handen en polsen. In de FML is onvoldoende rekening gehouden met haar klachten in de rubrieken 3 (fysieke omgevingseisen), 4 (dynamische handelingen), en 6 (werktijden). Zij kan haar handen in de dagelijkse praktijk slechts zeer beperkt en soms dagen (bijna) in het geheel niet gebruiken. De observaties van een verzekeringsarts op één moment zijn onvoldoende om te concluderen dat zij haar handen dagelijks kan gebruiken om lichte werkzaamheden uit te voeren.
3.3
In reactie hierop heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) in een rapport van 1 maart 2022 gesteld dat in augustus 2019 knijp- en grijpkracht 4- uit 5 beiderzijds was bij goede polsfunctie. De kracht bij pincet- en sleutelgreep was verminderd bij ongestoorde bolgreep en er was verminderde kracht bij cilindergreep (vuist) en hakgreep. De verzekeringsarts heeft op 19 maart 2021 onderzoek aan de handen verricht en maakt melding van verminderd gevoel beiderzijds, verminderde knijp- en grijpkracht in beider handen (rechts minder dan links) en goede kracht in beide duimen, waardoor de kracht bij haak-, sleutel-, pen- en pincetgreep beter is. Vingers spreiden lukt normaal, tegen weerstand gespreid houden is verminderd. Er lijkt derhalve enige verbetering opgetreden, alleen knijp- en grijpkracht zijn verminderd gebleven. Bovendien zijn er geen nieuwe ontwikkelingen in het medisch beeld opgetreden en is er geen nieuw onderzoek of behandeling gestart. Dat past bij deze constatering. Observatie vormt een onderdeel van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De verzekeringsarts kan daarmee zien of in alledaagse handelingen wat anamnestisch wordt aangegeven ook naar voren komt. Eiseres lijkt bij het aantrekken van haar jas in staat de rits in elkaar te schuiven (sleutelgreep), het lipje van de rits normaal vast te pakken (pincetgreep) en de rits te sluiten. Daaruit blijkt dat zij in staat is tot fijn-motorische handelingen. Gezien de diagnose en de beschreven bevindingen bij observatie en onderzoek ziet de verzekeringsarts b&b geen reden om pen-, pincet- en sleutelgreep te beperken. Er is wel reden voor een lichte beperking ten aanzien van knijp- en grijpkracht. Eiseres kan door de beperking in kracht niet langdurig aaneengesloten of frequent achter elkaar veel kracht geven. Dit is vastgelegd in de gewijzigde FML van 1 maart 2022.
3.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten ten gevolge van het carpaal tunnelsyndroom. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Eiseres heeft ter zitting wel gesteld dat zij inmiddels weer revalidatietherapie volgt, maar deze behandeling is gestart ruim na de datum in geding en kan daarom niet worden betrokken in de procedure. Zij heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd om aan te tonen dat er vanwege het carpaal tunnelsyndroom meer of verdergaande beperkingen in de FML aangenomen hadden moeten worden. De wijzigingen ten aanzien van hand- en polsgebruik ten opzichte van de bij de WIA-beoordeling in 2020 opgestelde FML komen voort uit de bevindingen van de verzekeringsarts bij observatie en onderzoek. De verzekeringsartsen hebben naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd waarom de aangenomen beperkingen voldoende zijn. De overige wijzigingen, bijvoorbeeld het vervallen van de urenbeperking, hangen samen met het feit dat geen sprake meer is van een zwangerschap. De verzekeringsartsen hebben afdoende gemotiveerd waarom er geen ziektebeeld is waaruit energetische beperkingen voortvloeien, op grond waarvan een urenbeperking zou moeten worden aangenomen.
Niet gebleken is dan ook dat in de FML van 1 maart 2022 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.

Arbeidsdeskundig oordeel

4.1
Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Medewerker kleding en textielreiniging (Sbc-code 111161), lader/losser (Sbc-code 111220) en telefonisch verkoper (outbound) (Sbc-code 315173). In aanvulling hierop is de functie verkoper tickets (Sbc-code 316011) geselecteerd.
4.2.
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht gelet op haar lichamelijke beperkingen.
Uit de omschrijving van de functie van medewerker kleding en textielreiniging blijkt dat zij in staat moet zijn om lakens aan twee knijpers hangen. Uit de constateringen van de verzekeringsarts blijkt dat zij daartoe niet in staat is. Bovendien moeten trillingen aan handen en polsen volgens de FML worden voorkomen, wat onmogelijk is bij het uitschudden van lakens.
Uit de omschrijving van de functie medewerker logistiek/lader & losser blijkt dat eiseres daarbij goederen dient op te tillen en verplaatsen en licht verrijdbare magazijnwagens dient te duwen en trekken. Uit de FML blijkt echter dat zij maar zeer beperkt in staat is om trek- en duwkracht met haar handen uit te oefenen. Ook is zij niet in staat om priegelwerk te verrichten.
Eiseres acht zich evenmin geschikt voor de functie van telefonisch verkoper, nu uit de omschrijving blijkt dat zij in staat moet zijn om een periode van minimaal 3,25 uur achtereen achter een computer te werken en een telefoon, muis en toetsenbord te bedienen. Ook voor de functie verkoper tickets moet zij in staat zijn voor langere aaneengesloten perioden met beide handen te werken. Zij kan dit onmogelijk dagelijks uitvoeren.
4.3
In een rapportage van 1 maart 2022 stelt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) dat zij overleg heeft gepleegd met de verzekeringsarts b&b met betrekking tot de belasting op het aspect knijp- en grijpkracht in de functie medewerker logistiek. In de toelichting bij de beperking op knijp- en grijpkracht in de FML van 1 maart 2022 heeft de verzekeringsarts b&b namelijk aangegeven:
‘Kan niet langduriger aaneengesloten en niet snel herhaald veel kracht geven. Kan wel lichte of matige kracht geven in die situatie’. In de functie dient een medewerker dagelijks tijdens 8 werkuren 30 maal ongeveer 3 kg achtereen te tillen (inpakken dozen/aanvullen voorraad). Desgevraagd gaf de verzekeringsarts b&b aan dat deze belasting vanuit medisch oogpunt niet bezwaarlijk geacht wordt.
Door de arbeidsdeskundige b&b wordt verder toegelicht dat in de geduide functies geen sprake is van kenmerkende belasting ten aanzien van het verrichten van fijn-motorische hand- en/of vingerbewegingen, noch op aspecten van hand- en vingergebruik. Eiseres is in staat de handelingen uit te voeren gelet op het te hanteren gewicht in combinatie met het feit dat de handelingen niet snel repeterend achtereen zijn, dan wel omdat de belasting niet gepaard gaat met (grote) knijp-/grijpkracht.
4.4
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportages van de arbeidsdeskundige van 6 mei 2021 en van de arbeidsdeskundige b&b van 1 maart 2022. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 3.4 heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist. Verder heeft het UWV ter zitting toegelicht dat de arbeidsdeskundige b&b desgevraagd heeft bevestigd dat eiseres ondanks de beperking op grijp- en knijpkracht in staat is lakens aan wasknijpers te hangen, zoals in de functie van medewerker kleding en textielreiniging vereist is. De arbeidsdeskundige b&b heeft aangegeven dat er alleen problemen ontstaan als er sprake is van een combinatie van veel kracht uitoefenen en een handeling veelvuldig herhalen. Dat is bij het ophangen van lakens met wasknijpers niet aan de orde, omdat daarvoor weinig kracht gezet hoeft te worden. De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.

Mate van arbeidsongeschiktheid

5. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 6,10%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
6. Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 10 maart 2021 heeft vastgesteld op 6,10%. Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht beëindigd per 14 september 2021.
7. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 7 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.