ECLI:NL:RBZWB:2022:3811
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake bijstandsuitkering en griffierecht
Op 7 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van twee opposanten zonder vaste woon- of verblijfplaats, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. T. der Bedrosian. De opposanten hadden eerder beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst, dat hun bijstandsuitkering over de periode van 31 oktober 2019 tot en met 25 juni 2020 had ingetrokken en terugvordering van € 8.586,13 had opgelegd. De rechtbank had dit beroep op 30 december 2021 niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. De opposanten hebben hiertegen verzet ingesteld, dat op 30 juni 2022 ter zitting in Breda werd behandeld.
De rechtbank overwoog dat in de verzetzaak enkel beoordeeld diende te worden of de eerdere uitspraak terecht was gedaan. De opposanten voerden aan dat zij voor hun beroep samen met een ander beroep slechts één keer griffierecht verschuldigd waren. De rechtbank stelde vast dat de opposanten twee afzonderlijke beroepschriften hadden ingediend, waardoor niet voldaan werd aan de voorwaarden voor het betalen van één griffierecht. De opposanten hadden echter wel griffierecht betaald, maar dit was in een andere procedure gedaan. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een administratieve onvolkomenheid en dat de betaling van het griffierecht ten onrechte was aangemerkt als niet voldaan.
De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak van 30 december 2021 ten onrechte was gedaan en dat het verzet gegrond was. De uitspraak verviel en de rechtbank zal het onderzoek hervatten in de stand waarin het zich bevond voordat de eerdere uitspraak werd gedaan. De rechtbank besloot geen proceskosten aan de verweerder op te leggen, aangezien de noodzaak tot verzet voortkwam uit een fout van de opposanten zelf.