ECLI:NL:RBZWB:2022:3910
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 18 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De zaak betreft een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 18 juni 2021 aan de belanghebbende was opgelegd. De naheffingsaanslag, met een totaalbedrag van € 64,83, was het gevolg van het niet voldoen van parkeerbelasting op een aangewezen parkeerplaats aan de Rijsbergsebaan te Breda. De heffingsambtenaar handhaafde de naheffingsaanslag in een besluit van 19 juli 2021, waartegen de belanghebbende beroep aantekende.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek op 30 juni 2022 heeft gesloten. De rechtbank beoordeelde of de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag had opgelegd. Belanghebbende stelde dat zij de auto niet had geparkeerd, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor het onmiddellijk in- en uitstappen. De rechtbank concludeerde dat de auto stil stond zonder dat parkeerbelasting was voldaan, en dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om terugbetaling van griffierecht en proceskosten af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak. De belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep aan te tekenen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.