ECLI:NL:RBZWB:2022:4522

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 21_1364
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake maatwerkvoorziening Wmo na overlijden eiser

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda op zijn aanvraag voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiser had op 5 oktober 2020 een aanvraag ingediend voor een scootmobiel. Het college heeft op 17 juni 2021 een persoonsgebonden budget (pgb) voor de scootmobiel toegekend, maar eiser was het niet eens met dit besluit en heeft gronden aangevoerd tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft de zaak op 28 juli 2022 behandeld. Tijdens de zitting is gebleken dat eiser op 8 oktober 2021 is overleden. De gemachtigde heeft dit niet aan de rechtbank medegedeeld en is niet ter zitting verschenen. Er zijn geen erfgenamen die eiser als partij in het geding hebben opgevolgd, waardoor het procesbelang aan het beroep is komen te ontvallen. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1364
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 28 juli 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda (het college).

Procesverloop

Namens eiser heeft gemachtigde beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 28 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen [naam vertegenwoordiger] namens het college.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser heeft zich op 5 oktober 2020 bij het college gemeld voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een scootmobiel.
2. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag. Bij uitspraak van 12 mei 2021 heeft deze rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard. [1] Eiser heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld. Bij uitspraak van 23 juli 2021 heeft deze rechtbank het verzet gegrond verklaard. [2] De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 21 februari 2021 een aanvraag heeft ingediend.
3. Bij besluit van 17 juni 2021 heeft het college alsnog op de aanvraag van eiser beslist. Het college heeft een persoonsgebonden budget (pgb) voor een scootmobiel aan eiser toegekend. De maximale hoogte van het pgb is € 4.487,06, gebaseerd op de gemiddelde kosten van een naturaverstrekking via de leveranciers van het college en 10% opslagkosten. Over 2021 bedraagt de eigen bijdrage voor deze voorziening € 19 per maand.
4. Eiser is het niet eens met dat besluit en heeft daartegen gronden aangevoerd. De rechtbank acht het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dan ook mede gericht tegen het besluit van 17 juni 2021.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Ter zitting is gebleken dat eiser op 8 oktober 2021 is overleden. Zijn gemachtigde heeft dit niet aan de rechtbank medegedeeld en is niet ter zitting verschenen. Niet gebleken is dat er erfgenamen zijn die eiser als partij in het onderhavige geding zijn opgevolgd en de zaak zouden willen voortzetten. Het procesbelang is dan ook aan het beroep komen te ontvallen. Het beroep zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 28 juli 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.