Uitspraak
1.Het verdere procesverloop
2.De nadere standpunten
3.Beoordeling rechtbank
4.De beslissing
20 juni 2022, in tegenwoordigheid van mr. Aarts-Snatersen, griffier.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juni 2022 uitspraak gedaan over de verzoeken van een man en een vrouw met betrekking tot gezamenlijk gezag en omgang met hun minderjarige kind. De rechtbank constateert dat de verstandhouding tussen de ouders ernstig verstoord is, wat de mogelijkheid van gezamenlijk gezag onhaalbaar maakt. De vrouw heeft een groot wantrouwen naar de man en zowel zij als de minderjarige zijn bang voor hem. De rechtbank oordeelt dat gezamenlijk gezag niet praktisch uitvoerbaar is, gezien de hulpverleningsgeschiedenis en de huidige situatie waarin de minderjarige rust, veiligheid en stabiliteit nodig heeft. De rechtbank wijst het verzoek van de man om gezamenlijk gezag af en ontzegt het recht op omgang, omdat omgang in strijd is met de zwaarwegende belangen van de minderjarige. De rechtbank benadrukt dat de minderjarige momenteel geen draagvlak heeft voor contact met de man en dat het in zijn belang is om geen druk tot contact te ervaren. De rechtbank heeft ook aandacht voor de rol van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling, die betrokken zijn bij de zaak. De uitspraak bevat ook afspraken over informatieverstrekking aan de man over de minderjarige, waarbij de vrouw haar toestemming verleent voor het inwinnen van informatie bij derden. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.