In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 15 september 2022, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van 16 oktober 2020 beoordeeld. De WOZ-waarde van de woning aan [adres] was vastgesteld op € 810.000,- voor het kalenderjaar 2020. De rechtbank heeft het beroep op 4 augustus 2022 behandeld, waarbij de belanghebbende werd vertegenwoordigd door A. Oosters en de heffingsambtenaar door [naam 2]. De belanghebbende is eigenaar van een vrijstaande woning met bijgebouwen, gebouwd in 1929, met een inhoud van 1194 m3 en een perceeloppervlakte van 31.246 m2.
Tijdens de zitting heeft de heffingsambtenaar een compromisvoorstel gedaan, waarbij de waarde van de woning werd verlaagd naar € 751.000,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de waarde van de woning verlaagd. Er was echter nog een geschil over de proceskostenvergoeding en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van bezwaar en beroep 24 maanden bedraagt, maar dat deze termijn met 6 maanden is overschreden. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan de belanghebbende.
De rechtbank heeft in haar beslissing de proceskosten van de belanghebbende in zowel de bezwaarfase als de beroepsfase toegewezen, evenals de kosten voor het opstellen van een taxatierapport. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na de verzenddatum.