ECLI:NL:RBZWB:2022:4788

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
C/02/400541 HARK 22-165
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M. van Kralingen
  • A. van der Weide
  • J. Broeders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ongegrond verklaard in bestuursrechtelijke procedure

Op 18 augustus 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een wrakingsverzoek van een verzoekster ongegrond verklaard. Het verzoek was gericht tegen mr. [voorletters] . van de Sande, die als bestuursrechter fungeerde in een procedure over de intrekking van bijstandsrechten. De verzoekster had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, dat haar bezwaar tegen de intrekking van haar bijstandsrecht ongegrond had verklaard. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoekster onvoldoende onderbouwing had gegeven voor haar claim dat de rechter niet onpartijdig kon oordelen. De wrakingsgronden waren niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, en dat er uitzonderlijke omstandigheden nodig zijn om dit vermoeden te weerleggen. De wrakingskamer besloot ook dat een volgend verzoek tot wraking op dezelfde gronden niet in behandeling zal worden genomen, omdat dit misbruik van het wrakingsinstrument zou zijn. De beslissing werd openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: C/02/400541 HARK 22-165
beslissing van 18 augustus 2022 op het wrakingsverzoek zoals bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht van:
[naam verzoekster], verzoekster
gemachtigde: [naam] van stichting Sadakha Tilburg.

1.Procesverloop

1.1
Het verloop van deze procedure blijkt onder meer uit:
 het wrakingsverzoek gedagtekend op 12 augustus 2022, ontvangen op 16 augustus 2022,
 de e-mail van de gewraakte rechter van 16 augustus 2022 waaruit blijkt dat zij niet in de wraking berust,
 de schriftelijke reactie op de wrakingsgronden van de gewraakte rechter gedagtekend op 16 augustus 2022, ontvangen op 17 augustus 2022,
 de processtukken zoals opgenomen in het dossier van de rechtbank in de hoofdzaak met zaaknummer BRE 21/901 PW.

2.Het verzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van mr. [voorletters] . van de Sande (hierna: de rechter) in haar hoedanigheid van bestuursrechter.
2.2
De rechter berust niet in het verzoek tot wraking.

3.Feiten

3.1
In de hoofdzaak gaat het om het beroep van verzoekster tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg van 14 januari 2021 waarbij haar bezwaar tegen de intrekking van haar recht op bijstand in de periode 24 januari 2020 tot en met 30 september 2020 en de terugvordering van € 8.084,83 aan betaalde bijstand ongegrond is verklaard.
3.2
Bij uitspraak van 17 juni 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3328, heeft de wrakingskamer een eerder wrakingsverzoek van verzoekster kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit verzoek niet tegen een specifieke behandelend rechter was gericht.
3.3
Bij brieven van 20 juli 2022 zijn partijen in de hoofdzaak uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de behandeling van het beroep in de hoofdzaak door de rechter op de zitting van 29 augustus 2022.

4.Het standpunt van verzoekster

4.1
Verzoekster voert kort weergegeven aan dat de rechter haar beroep niet onpartijdig kan beoordelen omdat:
 bewijs is aangeleverd dat de wederpartij in de hoofdzaak zich schuldig heeft gemaakt aan een ambtsmisdrijf, hetgeen onder het strafrecht en niet onder het bestuursrecht valt,
 de rechtbank desalniettemin en ondanks dat verzoekster niet wil worden gehoord een zitting heeft gepland,
 de rechtbank sinds het eerste kwartaal van 2021 een opeenstapeling van fouten heeft gemaakt,
 de naam van de behandelend rechter is achtergehouden door de wrakingskamer die heeft beslist op het eerdere wrakingsverzoek van verzoekster.

5.Het standpunt van de rechter

5.1
De rechter heeft in reactie op het standpunt van verzoekster het volgende aangevoerd.
5.2
Uit de wrakingsgronden wordt niet duidelijk waaruit de gestelde opeenstapeling van fouten van de rechtbank zou blijken en de wrakingsgronden bevatten geen onderbouwing van een handelswijze van de rechter waardoor (een schijn van) vooringenomenheid is gewekt. In de bodemzaak is sprake geweest van een klacht betreffende het inzien van het procesdossier, waarop bij brief van 28 september 2021 is gereageerd en excuses zijn aangeboden.
5.3
Wraking is niet bedoeld als een rechtsmiddel tegen (de motivering van) een procesbeslissing. Het staat ter beoordeling van de rechter of een zitting noodzakelijk is en ook als de eisende partij niet door de rechtbank wenst te worden gehoord kan een zitting worden gepland.
5.4
De gemachtigde van verzoekster is bij brieven van 23 mei 2022 en 27 mei 2022 in kennis gesteld van de naam van de toenmalig behandelend rechter. Het eerdere wrakingsverzoek was niet gericht tegen een specifieke rechter. De omstandigheid dat de rechter bij de beoordeling van dit wrakingsverzoek betrokken is geweest, leidt niet tot objectief gerechtvaardigde twijfel aangaande de rechterlijke onpartijdigheid bij het beoordelen van het beroep in de hoofdzaak.
5.5
De rechter verzoekt de wrakingskamer te bepalen dat verzoekster geen volgend wrakingsverzoek op dezelfde gronden mag indienen, omdat daarmee misbruik zou worden gemaakt van het instrument van wraking.

6.De beoordeling

Beoordelingskader
6.1
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
6.2
Voorop moet worden gesteld dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter als uitgangspunt geldt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dit is slechts anders als zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
Beoordeling van de wrakingsgronden
6.3
Naar het oordeel van de wrakingskamer kunnen uit de door verzoekster aangevoerde wrakingsgronden geen zwaarwegende omstandigheden zoals bedoeld in 6.2 worden afgeleid. De wrakingskamer overweegt daartoe als volgt.
6.4
De wrakingskamer stelt allereerst vast dat het beroep in de hoofdzaak zich richt tegen een besluit op bezwaar van een bestuursorgaan, zodat de rechter in haar hoedanigheid van bestuursrechter op grond van artikel 8:1, gelezen in samenhang met de artikelen 8:6 en 8:7, van de Awb bevoegd is om het beroep in behandeling te nemen. Het feit dat verzoekster kennelijk aangifte heeft gedaan van een vermeend strafbaar feit in relatie tot deze zaak, maakt dat niet anders.
6.5
Uit de wrakingsgronden maakt de wrakingskamer op dat de directe aanleiding voor het indienen van het onderhavige wrakingsverzoek is gelegen in het op zitting plannen van het beroep in de hoofdzaak. Deze beslissing is een procesbeslissing. Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413, komt de wrakingskamer geen oordeel toe over de juistheid van een procesbeslissing, de vraag of al dan niet hoor en wederhoor correct is toegepast daaronder begrepen. De reden hiervoor is dat er tegen een uitspraak van de rechtbank doorgaans een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) kan worden ingesteld waarbij dit aan de orde kan komen.
6.6
Alleen als een procesbeslissing in het licht van de omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden. Naar het oordeel van de wrakingskamer is daarvan in dit geval niet gebleken. In de wrakingsgronden wordt gesteld dat de rechtbank fouten heeft gemaakt, maar deze stelling wordt op geen enkele wijze onderbouwd of toegespitst op handelen of nalaten van de gewraakte rechter. Ook de enkele omstandigheid dat de rechter in haar hoedanigheid van lid van de wrakingskamer mede heeft vastgesteld dat het eerdere wrakingsverzoek van verzoekster kennelijk niet-ontvankelijk was omdat dit niet was gericht tegen een specifieke rechter, maakt niet dat zij niet langer onpartijdig kan oordelen over het beroep in de hoofdzaak.
6.7
Gelet op het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat de rechter ten aanzien van verzoekster vooringenomen is of dat de vrees van verzoekster daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarom is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond moet worden verklaard.
6.8
Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek, laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege.
Wrakingsverbod
6.9
Met toepassing van artikel 8:18, vierde lid, van de Awb ziet de wrakingskamer aanleiding om te bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter in het kader van de behandeling van de hoofdzaak, voor zover dat op dezelfde gronden berust, niet meer in behandeling zal worden genomen. Verzoekster heeft namelijk in de wrakingsgronden op voorhand al meegedeeld dat een vervanger van haar gemachtigde de rechter op de zitting van 29 augustus 2022 opnieuw zal wraken als het onderhavige wrakingsverzoek wordt afgewezen. Door zo handelen zou verzoekster misbruik maken van het instrument van wraking.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van de rechter in het kader van de behandeling van de hoofdzaak, voor zover dat op dezelfde gronden berust, niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is genomen op 18 augustus 2022 door mr. Van Kralingen, rechter en voorzitter, en mr. Van der Weide en mr. Broeders, rechters, in aanwezigheid van mr. Hamans, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om deze
beslissing mede te ondertekenen.
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.