ECLI:NL:RBZWB:2022:4957

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
26 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5280
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding op grond van onrechtmatige besluiten inzake Participatiewet

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding van een verzoeker tegen het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren. De verzoeker had eerder een uitkering op grond van de Participatiewet ontvangen, maar deze was per 23 juli 2019 ingetrokken. De verzoeker stelde dat hij gezondheidsschade en psychologische schade had geleden door deze besluiten en vroeg om schadevergoeding. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat de verzoeker niet voldoende bewijs had geleverd van de gestelde schade. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker de bewijslast droeg en dat hij geen medische gegevens had overgelegd ter onderbouwing van zijn claim. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker er niet in was geslaagd aan te tonen dat hij schade had geleden door de onrechtmatige besluiten van Orionis. De rechtbank benadrukte dat voor vergoeding van immateriële schade voldoende concrete gegevens moeten worden aangevoerd, wat in dit geval ontbrak. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5280 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 augustus 2022 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker

en

het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren, verweerder.

Procesverloop

Met de brief van 20 oktober 2021 heeft verzoeker aan Orionis gevraagd om zijn schade te vergoeden.
Met de brief van 27 oktober 2021 heeft Orionis het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Bij brief van 24 november 2021 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen de brief van 27 oktober 2021. Orionis heeft deze brief aan de rechtbank doorgezonden. De rechtbank zal het bezwaar van verzoeker aanmerken als een verzoek om Orionis te veroordelen tot betaling van zijn schade.
Het verzoek is besproken op de zitting van de rechtbank op 1 juni 2022.
Hierbij waren aanwezig verzoeker en [naam zorgbegeleidster] (zijn zorgbegeleidster) en namens Orionis zijn mr. N.M. Feijtel en [naam vertegenwoordiger vwr] verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

Feiten
1. Verzoeker ontving een uitkering op grond van de Participatiewet. Met het besluit van 23 juli 2019 is deze uitkering ingetrokken per 23 juli 2019. Met het besluit van 27 oktober 2020 heeft Orionis het besluit van 23 juli 2019 herzien. Aan verzoeker is meegedeeld dat zijn recht op uitkering blijft bestaan.
Met het besluit van 20 september 2019 heeft Orionis aan verzoeker een uitkering toegekend met ingang van 5 september 2019. De uitkering wordt met € 80,-- per maand verlaagd omdat verzoeker drie dagen per week gratis maaltijden kreeg. Deze rechtbank heeft op 29 april 2021 geoordeeld dat Orionis niet tot deze verlaging had mogen overgaan. Het besluit, voor zover daarbij de uitkering werd verlaagd, is bij die uitspraak vernietigd. [1]
Verzoeker heeft op 20 oktober 2021 gevraagd om schadevergoeding. Aan dat verzoek heeft hij ten grondslag gelegd dat hij gezondheidsschade heeft geleden door de besluiten van 23 juli 2019 en 20 september 2019.
Orionis heeft het schadeverzoek afgewezen omdat niet gebleken is dat verzoeker gezondheidsschade heeft geleden. Daarbij is opgemerkt dat verzoeker de bewijslast draagt voor zijn stelling dat er sprake is van gezondheidsschade.
Standpunt verzoeker
3. Verzoeker stelt dat er sprake is van gezondheidsschade en psychologische schade. Hij heeft 3 maanden geen geld ontvangen. Hierdoor zijn er lichamelijke en psychologische aandoeningen ontstaan. Verzoeker stelt hiervan geen bewijs over te kunnen leggen omdat de huisarts en psycholoog een geheimhoudingsplicht hebben. Indien nodig zal een onafhankelijke arts moeten worden ingeschakeld.
Beoordeling rechtbank
4. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit.
Het is vaste rechtspraak dat de bestuursrechter bij de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding aansluiting zoekt bij het civielrechtelijk schadevergoedingsrecht. Voor vergoeding van schade is vereist dat de gestelde schade verband houdt met het onrechtmatige besluit. Alleen die schadeposten komen voor vergoeding in aanmerking die in een zodanig verband staan met dat besluit dat zij verweerder, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, als een gevolg van dat besluit kunnen worden toegerekend.
5. Niet in geschil is dat de besluiten van 23 juli 2019 en 20 september 2019 onrechtmatig waren. Dat betekent dat Orionis in beginsel de schade die hierdoor is ontstaan zal moeten vergoeden.
Verzoeker heeft ter zitting toegelicht dat zijn schadeverzoek niet ziet op medische kosten die hij heeft gemaakt. Hij vraagt uitsluitend immateriële schadevergoeding in verband met de stress en psychologische problemen die hij heeft ervaren vanwege de onrechtmatige besluiten.
6. Voor nadeel dat niet uit vermogensschade bestaat, heeft een benadeelde overeenkomstig artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De wetgever heeft bij de laatste categorie het oog gehad op ernstige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer alsook op persoonlijkheidsrechten van de betrokkene. [2]
Van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het BW is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is nodig dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Voor vergoeding van immateriële schade is onvoldoende dat sprake is van min of meer sterk psychisch onbehagen en van zich gekwetst voelen door het onrechtmatig genomen besluit. [3]
De bewijslast dat er schade is ontstaan en dat deze schade ook wordt veroorzaakt door het bestreden besluit ligt bij verzoeker. [4]
7. De rechtbank heeft verzoeker met de agenda van 23 mei 2022 gewezen op zijn bewijslast. De rechtbank heeft verzoeker in overweging gegeven om alsnog een onderbouwing voor zijn schade te geven. Daarbij is ter informatie van verzoeker opgemerkt dat de geheimhoudingsplicht van de behandelend artsen alleen ziet op informatieverstrekking aan derden.
Ter zitting heeft verzoeker gesteld dat hij voor zijn psychische problemen onder behandeling van een psycholoog is. Hij heeft er echter om hem moverende redenen voor gekozen om geen informatie van de huisarts en/of psycholoog over te leggen. Dat verzoeker er voor kiest om zijn schadeclaim niet te onderbouwen met (medische) gegevens, dient voor zijn rekening en risico te blijven. Verzoekers stelling dat hij zijn vertrouwensrelatie met zijn huisarts en of psycholoog niet wil schaden, maakt dit niet anders.
Omdat verzoeker geen (begin) van bewijs heeft overgelegd dat hij door de besluiten van 23 juli 2019 en 20 september 2019 schade heeft geleden, ziet de rechtbank ook geen aanleiding om een deskundige om advies te vragen.
8. Verzoekers stelling dat uit een besluit van 5 april 2022 blijkt dat Orionis erkent dat er schade is geleden, berust op een verkeerde lezing van dat besluit. In het besluit van 5 april 2022 heeft Orions het schuldhulpverleningstraject beëindigd omdat er mogelijk in de toekomst sprake is van een wijziging van het vermogen. Daarbij is verwezen naar de schadeprocedure die verzoeker heeft gestart. In deze brief staat dus niet dat verzoeker recht heeft op schadevergoeding. Uit deze brief kan dan ook niet een erkenning van schade worden afgeleid.
9. Gelet op alles wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verzoeker er niet in is geslaagd om aan te tonen dat hij schade heeft geleden door de besluiten van 23 juli 2019 en 20 september 2019. Dat verzoeker enige stress en ongenoegen zal hebben ervaren doordat hij enige tijd geen dan wel een lagere uitkering heeft ontvangen, wil de rechtbank wel aannemen. Dat is echter onvoldoende om immateriële schadevergoeding toe te kennen. Het verzoek om schadevergoeding zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijs het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 24 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.