ECLI:NL:RBZWB:2022:5046
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rioolheffing en partiële onverbindendheid van de verordening in de gemeente Vlissingen
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de rioolheffing die door de gemeente Vlissingen is opgelegd aan de belanghebbende. De heffingsambtenaar had op 13 februari 2020 een aanslag rioolheffing voor het jaar 2020 opgelegd van € 229,78. De belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 14 juli 2022, waarbij de belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeenteraad van Vlissingen een tarief voor de rioolheffing heeft vastgesteld dat mogelijk hoger is dan de kosten die de gemeente maakt voor de inzameling en zuivering van afvalwater. Dit leidde tot de vraag of er sprake was van een limietoverschrijding.
De rechtbank concludeert dat de gemeente Vlissingen bij de tariefstelling is afgeweken van de comptabiliteitsvoorschriften zoals vastgelegd in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Deze afwijking heeft geleid tot een partiële onverbindendheid van de verordening, wat betekent dat de aanslag rioolheffing voor de belanghebbende met € 9 moet worden verminderd. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de aanslag tot € 220,78. Tevens wordt het griffierecht van € 48 aan de belanghebbende vergoed.