ECLI:NL:RBZWB:2022:5085
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van een WIA-uitkering en de mate van arbeidsongeschiktheid
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de toekenning van een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres, werkzaam bij de gemeente Breda, had een WIA-uitkering aangevraagd die met ingang van 1 september 2020 was vastgesteld op 37,30% arbeidsongeschiktheid. Het UWV had eerder op 21 januari 2021 een uitkering toegekend, maar het bezwaar van eiseres tegen deze beslissing werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 9 juni 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV.
De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, waarbij rapporten van verzekeringsartsen zijn betrokken. Eiseres had klachten van fibromyalgie en stelde dat haar situatie was verslechterd. De verzekeringsarts b&b concludeerde dat de belastbaarheid van eiseres correct was vastgesteld en dat er geen reden was om aan te nemen dat zij op medische gronden geen benutbare mogelijkheden had. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de FML van 5 januari 2021 de beperkingen van eiseres adequaat weergaf.
De rechtbank concludeerde dat de werkzaamheden die eiseres verrichtte binnen de Interne afdeling van haar werkgever passend waren, en dat de verdiensten representatief waren voor haar resterende verdiencapaciteit. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van het UWV om de mate van arbeidsongeschiktheid op 37,3% vast te stellen, werd bevestigd. Eiseres kreeg geen proceskostenvergoeding en het griffierecht werd niet vergoed.