ECLI:NL:RBZWB:2022:5085

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4915
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een WIA-uitkering en de mate van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de toekenning van een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres, werkzaam bij de gemeente Breda, had een WIA-uitkering aangevraagd die met ingang van 1 september 2020 was vastgesteld op 37,30% arbeidsongeschiktheid. Het UWV had eerder op 21 januari 2021 een uitkering toegekend, maar het bezwaar van eiseres tegen deze beslissing werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 9 juni 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, waarbij rapporten van verzekeringsartsen zijn betrokken. Eiseres had klachten van fibromyalgie en stelde dat haar situatie was verslechterd. De verzekeringsarts b&b concludeerde dat de belastbaarheid van eiseres correct was vastgesteld en dat er geen reden was om aan te nemen dat zij op medische gronden geen benutbare mogelijkheden had. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de FML van 5 januari 2021 de beperkingen van eiseres adequaat weergaf.

De rechtbank concludeerde dat de werkzaamheden die eiseres verrichtte binnen de Interne afdeling van haar werkgever passend waren, en dat de verdiensten representatief waren voor haar resterende verdiencapaciteit. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van het UWV om de mate van arbeidsongeschiktheid op 37,3% vast te stellen, werd bevestigd. Eiseres kreeg geen proceskostenvergoeding en het griffierecht werd niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4915 WIA

uitspraak van 31 augustus 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [PLaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. F.E.R.M. Verhagen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het UWV heeft met het besluit van 21 januari 2021 (primair besluit) aan eiseres een WIA-uitkering toegekend met ingang van 1 september 2020 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 37,30%.
Met het bestreden besluit van 29 september 2021 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 9 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en [vertegenwoordiger vwr] als gemachtigde van het UWV.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
2. Eiseres is sinds 2012 werkzaam bij [naam werkgever] (gemeente Breda) in een beschutte werkomgeving. Voordat eiseres op 1 maart 2018 uitviel, werkte zij op de Extern [naam afdeling] bij [naam werkgever2] voor 32 uur per week. De bedrijfsarts adviseerde 100% werkhervatting vanaf 2 januari 2019. Op 2 januari 2019 meldde eiseres zich wederom arbeidsongeschikt. Eiseres is door een verzekeringsarts gezien en er is op 5 februari 2020 een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld met daarin vastgelegd de beperkingen in het functioneren van eiseres op het gebied van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en werktijden (urenbeperking 20 uur). Eiseres is voor 36,98% arbeidsongeschikt bevonden en haar is per 6 april 2020 een uitkering op grond van de Wet WIA toegekend.
Eiseres is per 1 april 2019 in aangepast werk bij haar werkgever hervat op de Interne [naam afdeling] binnen de [naam werkgever] voor 20 uur per week.
Op 7 september 2020 heeft eiseres gemeld dat haar gezondheid per 1 september 2020 is verslechterd.
Het geschil
3. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per 1 september 2020 voor 37,30% arbeidsongeschiktheid is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Wettelijk kader
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Medische beoordeling
5.1
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.2
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft eiseres gezien op het spreekuur van 5 januari 2021 en het dossier bestudeerd. Op 6 januari 2021 heeft hij gerapporteerd dat eiseres zich heeft gemeld met toegenomen klachten op basis van fibromyalgie. De gepresenteerde pijnklachten over de spieren en gewrichten zijn aspecifiek van aard. De door eiseres gepresenteerde klachten zijn plausibel, ten dele objectiveerbaar en zijn te herleiden naar een symptoom complex. Ten opzichte van het verleden zijn er meer beperkingen aan de orde op basis van klachten aan het bewegingsapparaat. In vergelijking met de FML van 5 februari 2020 zijn er beperkingen ten aanzien van fysieke omgevingseisen (trillingsbelasting), dynamische handelingen (schroefbewegingen, buigen, duwen en trekken, tillen en dragen) en statische handelingen (staan) bijgekomen. De beperkingen van de belastbaarheid van eiseres zijn door de verzekeringsarts vastgelegd in de FML van 5 januari 2021 (geldig vanaf 1 september 2020).
5.3
Verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts B&B] heeft eiseres gehoord op de telefonische hoorzitting van 23 september 2021. Verder heeft hij het dossier bestudeerd, waaronder medische informatie uit de periode 2012-2019 van de cardioloog, psychiater, orthopedisch chirurg, interne geneeskunde, plastisch chirurg, radioloog en MDL-arts. Voorts heeft de verzekeringsarts b&b in de bezwaarfase verkregen informatie van de reumaconsulent [reumaconsulent/verpleegkundige] van 1 december 2020 en brief van de reumatoloog [reumatoloog] van 24 november 2020 bij zijn oordeel betrokken.
De verzekeringsarts b&b heeft in het rapport van 28 september 2021 aangegeven dat de belastbaarheid van eiseres per 1 september 2020 correct is vastgesteld. Eiseres is belastbaar, er is geen reden om aan te nemen dat zij op medische gronden geen benutbare mogelijkheden heeft.
De aangenomen beperkingen op persoonlijk en sociaal vlak zijn passend, aangezien rekening wordt gehouden met het feit dat eiseres verminderd stressbestendig is.
De aangenomen fysieke beperkingen zijn passend daar rekening wordt gehouden met het feit dat eiseres is aangewezen op fysiek lichte arbeid. Uit informatie van de reumatoloog blijkt dat het gaat om pijnklachten van het bewegingsapparaat waar bij aanvullend onderzoek geen afwijkingen worden gevonden. Aan de gewrichten zijn geen ontstekingen gevonden, de kracht is normaal en er is al jaren sprake van chronische, niet inflammatoire pijnklachten. De aandoening fibromyalgie gaat weliswaar gepaard met spier- en gewrichtspijnen, maar vormt geen contra-indicatie voor normale belasting van het houdings- en bewegingsapparaat, noch zijn er absolute bewegingsbeperkingen. Bij fibromyalgie leidt fysieke belasting niet tot schade aan gewrichten aangezien geen sprake is van ontstekingen aan de gewrichten. Omdat wel pijn wordt ervaren zijn fysieke beperkingen aangenomen om overbelasting te voorkomen.
De verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding om af te wijken van de door de verzekeringsarts vastgestelde FML van 5 januari 2021.
5.4
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij zich per 1 september 2020 ziek heeft gemeld vanwege toegenomen klachten. Bij werkhervatting per 19 oktober 2020 is gebleken dat eiseres aanzienlijk meer pijnklachten aan het bewegingsapparaat ervaart. Eiseres is gezien door reumatoloog [reumatoloog] , die heeft geconstateerd dat eiseres last heeft van verkrampingen in de spieren, met name in de handen, kuiten en nek. Ook heeft zij pijnlijke botten. De diagnose fibromyalgie is gesteld. De klachten worden erger door de psychische problematiek (PTSS, stress) en de spanningen die eiseres op de werkvloer ervaart. Dit leidt tot toenemende fysieke gebreken in combinatie met de psychische gebreken waardoor de belastbaarheid van eiseres dusdanig is dat zij meer arbeidsongeschikt is dan voorheen. Vanwege de ervaren klachten en verkrampingen in handen en nek, moeten volgens eiseres beperkingen opgenomen worden ten aanzien van hoofdbewegingen en schouderbelastende bewegingen.
Eiseres stelt verder dat zij ten onrechte niet is beperkt op werken in een koude omgeving (item 3.1 in de FML).
Eiseres betoogt verder dat niet is te volgen waarom een andere FML-versie is gehanteerd dan in de FML van 5 februari 2020. De verzekeringsarts heeft in de FML ten onrechte de in de eerdere FML vermelde beperking op item 1.9.3 niet opgenomen (werk onder rechtstreeks toezicht en/of intensieve begeleiding).
De psychische klachten van eiseres, waaronder onrust en stress, zijn volgens eiseres ook onvoldoende naar voren gekomen in de FML.
Oordeel rechtbank over de medische beroepsgronden
5.5
Eiseres stelt dat haar medische situatie ten opzichte van de eerdere WIA-beoordeling is verslechterd. Bij die eerdere beoordeling zijn in de FML van 5 februari 2020 de beperkingen die op die datum golden vastgelegd. Deze FML is opgemaakt in de sjabloonversie van november 2002. Vanwege de (in dit geding te beoordelen) door eiseres gestelde toename van haar klachten per 1 september 2020 hebben de verzekeringsartsen de medische situatie van eiseres per 1 september 2020 vergeleken met de medische situatie per 5 februari 2020. De belastbaarheid is vervolgens vastgelegd in de FML van 5 januari 2021. De omstandigheid dat deze FML van 5 januari 2021 is opgemaakt in de sjabloonversie 5 (mei 2020), maakt niet dat de vastgestelde belastbaarheid niet juist zou zijn. De wisseling van het gebruikte sjabloon heeft te maken van de wijziging van het CBBS per mei 2020.
De verzekeringsarts b&b heeft in de aanvullende rapportage van 8 juni 2022 toegelicht dat in het nieuwe CBBS het item 1.9.3 (specifieke voorwaarden voor persoonlijk functioneren in arbeid, klant is aangewezen op werk dat onder rechtsreeks toezicht en/of intensieve begeleiding wordt uitgevoerd) niet langer als beoordelingspunt is opgenomen, omdat behoefte aan begeleiding en toezicht geen beperking is, maar een middel om arbeid te kunnen verrichten. De verzekeringsarts b&b heeft toegelicht dat eiseres is aangewezen op WSW-arbeid, hetgeen impliceert dat sprake is van begeleiding en toezicht. De rechtbank kan deze toelichting volgen.
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat er onvoldoende beperkingen ten aanzien van hoofdbewegingen en schouderbelasting zijn opgenomen, heeft eiseres verwezen naar de rapportage van reumatoloog [reumatoloog] van 24 november 2020 en de leefregels die de specialistisch verpleegkundige [reumaconsulent/verpleegkundige] met haar heeft besproken op 1 december 2020. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapportage van 28 september 2021 echter al rekening gehouden met deze medische stukken en gemotiveerd waarom hij geen reden ziet om meer beperkingen op te nemen dan de primaire verzekeringsarts heeft gedaan. Voorts wijst de verzekeringsarts b&b in de rapportage van 8 juni 2022 erop dat eiseres door de verzekeringsarts tijdens het spreekuur lichamelijk is onderzocht en er geen bewegingsbeperkingen zijn waargenomen. In beroep heeft eiseres geen nieuwe medische informatie overgelegd wat tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
Daar waar eiseres meent dat in de FML een beperking zou moeten worden opgenomen in verband met werken in koude omgeving (item 3.1 in de FML), overweegt de rechtbank dat de verzekeringsarts b&b naar aanleiding van de ingediende beroepsgronden in de rapportage van 8 juni 2022 heeft aangeven dat gezien de aard van de aandoeningen er geen aanleiding is voor het aannemen van een beperking op koude. Eiseres heeft het tegendeel niet met medische informatie onderbouwd.
Voor meer beperkingen op psychische vlak ziet de verzekeringsarts b&b in de rapportage van 8 juni 2022 ook geen aanleiding, omdat met de in de FML van 5 januari 2021 opgenomen beperkingen er al rekening mee is gehouden dat eiseres psychisch kwetsbaar is en verminderd stressbestendig. De rechtbank kan dit volgen.
5.6
Gelet op de gemotiveerde rapportages van de verzekeringsartsen en gezien het voorgaande is de rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder psychische klachten en pijnklachten aan spieren en gewrichten. Ook is rekening gehouden met het feit dat de diagnose fibromyalgie is gesteld. Er is geen medische informatie gemist. De verzekeringsartsen hebben de toename van klachten erkend en daarvoor meer beperkingen dan voorheen aangenomen. Bij het opstellen van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
Niet gebleken is dat in de FML van 5 januari 2021 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Oordeel rechtbank over de arbeidskundige beoordeling
6. Niet in geschil is dat eiseresop grond van de vastgestelde FML niet geschikt is voor de maatgevende arbeid (productiemedewerkster op de Extern [naam afdeling] bij [naam werkgever2] voor 32 uur per week).
In dit geval berust de schatting onder toepassing van artikel 9, aanhef en onder h en i, van het Schattingsbesluit op de werkzaamheden die eiseres bij haar werkgever op 1 september 2020 feitelijk heeft verricht en het daarmee feitelijk verdiende loon (praktische schatting). Daarbij is van belang of
(1) de betreffende werkzaamheden passend kunnen worden geacht voor eiseres en, daarmee samenhangend,
(2) of de genoten verdiensten als representatief voor de resterende verdiencapaciteit kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 20 december 2017. [1]
Passendheid van de werkzaamheden
6.1
De vraag die voorligt is of de feitelijke werkzaamheden die eiseres heeft verricht, gelet op de medische situatie, als passend kunnen worden aangemerkt.
Vastgesteld wordt dat de werkzaamheden die eiseres bij [naam werkgever] op de Interne [naam afdeling] als feitelijk verrichtte werkzaamheden moeten worden aangemerkt. Het betreft zittend werk aan een lopende band in een grote productiehal, zonder machines.
6.2
Eiseres stelt zich op het standpunt dat de werkzaamheden die zij bij [naam werkgever] heeft verricht niet passend zijn. De werkzaamheden worden verricht in een te koude omgeving, wat voor haar niet passend is vanwege haar aandoeningen. Het werk kan ook niet in geheel eigen tempo worden uitgevoerd. Bovendien zullen de handen van eiseres overbelast raken. In de werkomgeving is verder sprake van te veel prikkels voor eiseres, het betreft werk in een hal van 10x10 meter met 2 loopbanden en 11 collega’s. Ook ontbreekt voldoende begeleiding.
6.3
De arbeidsdeskundige b&b heeft op 8 juni 2022, naar aanleiding van de ingediende beroepsgronden, gerapporteerd en aangegeven dat eiseres werkt op de Interne [naam afdeling] . De arbeidsdeskundige b&b heeft telefonisch gesproken met [naam HR functionaris] , HR-functionaris van [naam werkgever] . Tevens heeft deze persoon in een e-mail van 8 juni 2022 aan de arbeidsdeskundige b&b toegelicht waar de werkzaamheden van eiseres uit bestonden.
Uit de ontvangen informatie volgt dat er geen sprake is van een koude werkomgeving. Op de afdeling is een airco aanwezig, zodat de temperatuur niet te hoog wordt. Op de afdeling vinden er naast het inpakken van chocolade ook andere werkzaamheden plaats, zodat er sprake is van een normaal werkbare temperatuur van 19 graden Celsius. De arbeidsdeskundige merkt verder terecht op dat eiseres niet is beperkt op het item werken in een koude omgeving.
Ten aanzien van het werken in zeer hoog tempo en het vasthouden van de aandacht heeft de arbeidsdeskundige b&b in de rapportage van 8 juni 2022 gerapporteerd dat gebleken is dat er met iedere medewerker een band meeloopt, en dat de lopende band is afgestemd op de medewerker met het laagste tempo. Daarmee wordt ook tegemoet gekomen aan de belastbaarheid van eiseres.
De arbeidsdeskundige b&b heeft verder aangegeven dat eiseres niet is beperkt op het gebruik van de handen noch voor het frequent vastpakken van producten. Evenmin is eiseres beperkt voor bepaalde grepen met de handen en de vingers.
Voor zover eiseres stelt dat in een te drukke omgeving moet worden gewerkt, heeft de arbeidsdeskundige b&b aangegeven dat [naam HR functionaris] van [naam werkgever] heeft bevestigd dat de werkomgeving rustig is. De lopende band maakt geen lawaai en bovendien is eiseres niet beperkt voor afleidende prikkels in de werkomgeving noch voor geluid of lawaai.
De arbeidsdeskundige b&b heeft in de rapportage van 8 juni 2022 onderkend dat eiseres is aangewezen op een beschutte werkomgeving, omdat er voortdurend sprake dient te zijn van toezicht en hulp bij het uitvoeren van taken. Dit is een re-integratieaspect. Interne beschutte werkplaatsen zijn dusdanig ingericht dat er voldoende begeleiding aanwezig en beschikbaar is. Er zijn bovendien voldoende leidinggevenden aanwezig.
6.4
Gelet op de gemotiveerde arbeidsdeskundige rapportage is de rechtbank van oordeel dat de feitelijk verrichte werkzaamheden bij [naam werkgever] binnen de Interne [naam afdeling] , gelet op de klachten en bekwaamheden van eiseres passend zijn. De stelling van eiseres dat de werkomstandigheden anders zijn, is niet nader onderbouwd en kan daarom niet tot een ander oordeel leiden.
Verdiensten representatief voor de restverdiencapaciteit
6.5
Nu hiervoor is vastgesteld dat de betreffende werkzaamheden passend zijn voor eiseres, gelet op haar krachten en bekwaamheden, komt de vraag aan de orde of de genoten verdiensten als representatief voor de resterende verdiencapaciteit kunnen worden aangemerkt. Hierbij speelt ook de duurzaamheid van de arbeidsverrichting een rol. [2]
6.6
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat geen aanleiding te twijfelen aan de duurzaamheid van de arbeidsverrichting van eiseres in de functie productiemedewerker binnen de Interne [naam afdeling] in de verrichte omvang. Eiseres heeft deze aangepaste werkzaamheden feitelijk vanaf 1 april 2019 verricht, aanvankelijk voor 2-2,5 uur per dag en later uitgebreid naar 4 uur per dag, 5 dagen in de week. Daarmee is sprake van een representatieve periode in deze arbeid. Er zijn geen aanwijzingen dat de werkhervatting op de Interne [naam afdeling] heeft geleid tot excessieve uitval of andersoortige gezondheidsproblemen. Geconcludeerd kan worden dat het inkomen representatief is.
6.7
Het standpunt van het UWV dat de functie van productiemedewerker bij de [naam werkgever] binnen de Interne [naam afdeling] in de omvang van 20 uur per week op de datum in geding passend was voor eiseres wordt door de rechtbank gevolgd. De verdiensten uit deze arbeid kunnen ook als representatief voor de resterende verdiencapaciteit worden aangemerkt.
Mate van arbeidsongeschiktheid
7.1
Op basis van de inkomsten die eiseres met de werkzaamheden die zij feitelijk heeft verricht kon verdienen, heeft de arbeidsdeskundige een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres 37,3% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
7.2
Dat betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 september 2020 heeft vastgesteld op 37,3%.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 31 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Volgens artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA wordt de beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
In artikel 9 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) is bepaald welke regels in acht worden genomen bij de bepaling van hetgeen betrokkene nog met arbeid kan verdienen.
In artikel 9, aanhef en onderdeel h, van het Schattingsbesluit is bepaald dat, in afwijking van de onderdelen b en f (die betrekking hebben op de zogenoemde theoretische schatting), wordt uitgegaan van de arbeid die feitelijk wordt verricht, mits dit leidt tot een lagere mate van arbeidsongeschiktheid dan de met toepassing van onderdeel a en artikel 10 vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid.
In onderdeel i is bepaald dat voor de toepassing van onderdeel h onder arbeid die feitelijk wordt verricht mede wordt verstaan arbeid die na het intreden van de arbeidsongeschiktheid feitelijk is verricht en waartoe de betrokkene met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.

Voetnoten

2.Onder meer de uitspraak van de CRvB van 15 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1620.