Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
- een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 51.984 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.030, waarbij een verzuimboete van € 369 is opgelegd en belastingrente in rekening is gebracht van € 1.355 (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.76.01);
- een aanslag Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) berekend naar een bijdrage-inkomen van € 49.985, waarbij belastingrente in rekening is gebracht van € 135 (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.76.01.4).
2.Feiten
3.Beoordeling door de rechtbank
staat vermeld dat niet alleen een aangifte is gedaan maar ook bezwaar is binnengekomen. Derhalve is door cliënt aangifte gedaan. Van omkering van bewijslast is geen sprake”.
de inspecteur heeft de aanslag met dagtekening 18 september 2019 opgelegd aan belanghebbende. Het betreft een zogenoemde ‘ambtshalve’ aanslag, omdat belanghebbende geen aangifte IB/PVV voor het jaar 2017 had gedaan.”
4.Conclusie en gevolgen
5.Beslissing
- verklaart het beroep betreffende de aanslag IB/PVV 2017 ongegrond (zaaknummer 21/528);
- verklaart het beroep betreffende de aanslag Zvw 2017 gegrond (zaaknummer 21/529);
- vernietigt de uitspraken op bezwaar uitsluitend voor zover deze betrekking hebben op de aanslag Zvw 2017 en de verzuimboete bij de aanslag IB/PVV 2017;
- vermindert de verzuimboete bij de aanslag IB/PVV tot € 313;
- vermindert de aanslag Zvw tot een aanslag berekend naar een bijdrage-inkomen van nihil en vermindert dienovereenkomstig de belastingrentebeschikking bij de aanslag Zvw 2017;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.598;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 49 aan hem vergoedt.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;