ECLI:NL:RBZWB:2022:5212

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
AWB- 21_1430
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van CIZ-besluit inzake Wlz-indicatie voor zorg op basis van verstandelijke handicap

Op 8 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een 63-jarige vrouw (eiseres) en het CIZ (verweerder) over de afwijzing van haar aanvraag voor een Wlz-indicatie. Eiseres, die lijdt aan psychiatrische problematiek en een laag IQ heeft, had een aanvraag ingediend voor zorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz) met de grondslag 'verstandelijke handicap'. Het CIZ had deze aanvraag afgewezen, met de stelling dat de grondslag 'verstandelijke handicap' niet kon worden vastgesteld, maar dat er wel een indicatie op basis van 'psychische stoornis' kon worden gegeven. Eiseres was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het CIZ onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische adviezen en de persoonlijke situatie van eiseres. De rechtbank oordeelde dat eiseres met de overgelegde documenten en verklaringen voldoende twijfel heeft gezaaid over de conclusies van het CIZ. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd was. Daarom heeft de rechtbank het besluit van het CIZ vernietigd en zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat eiseres met ingang van 1 januari 2021 voor onbepaalde tijd wordt geïndiceerd voor zorg vanuit de Wlz met het zorgprofiel '(Besloten) wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering' (VG07).

Daarnaast heeft de rechtbank het CIZ veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die in totaal € 2.600,- bedragen. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door bestuursorganen en de noodzaak om medische adviezen serieus te nemen in het kader van indicatiestelling voor langdurige zorg.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1430 WLZ

uitspraak van 8 september 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] (eiseres), te [woonplaats] ,

gemachtigde: mr. B.W.P.M. van Orsouw,
en

CIZ, verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 7 augustus 2020 (primair besluit) heeft het CIZ een aanvraag van eiseres op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen.
In een besluit van 15 februari 2021 (bestreden besluit) heeft het CIZ aan eiseres vanaf 1 januari 2021 een indicatie op grond van de Wlz verstrekt met het zorgprofiel GGZ Wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering (GGZ wonen 03), voor onbepaalde tijd.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting vond plaats in Breda op 20 juli 2022. Eiseres werd vertegenwoor-digd door haar gemachtigde. Hij werd bijgestaan door [naam gedragsdekundige] (gedragsdeskundige en regiebehandelaar bij [naam zorgverlener] ), [naam zus] (de zus van eiseres), en [naam curator] (de curator van eiseres). Het CIZ werd vertegenwoordigd door mr. L.M.R. Kater.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.
Relevante feiten en omstandigheden
1. Eiseres is een vrouw van 63 jaar met een TIQ van 71, passend bij een zwakbegaafd niveau. Zij is bekend met jarenlang middelengebruik en psychiatrische problematiek. Eiseres heeft geen dagbesteding, en wanneer ze niet is opgenomen woont ze in een sterk vervuild huis. Er is sprake van disfunctioneren op meerdere gebieden, waardoor zij verminderd zelfredzaam is in haar dagelijks leven en veelal afhankelijk is van anderen. Eiseres woont momenteel op het terrein van [naam zorgverlener] .
Op 27 maart 2020 is namens eiseres een aanvraag om een Wlz-indicatie ingediend (zorgprofiel VG07). Ter beoordeling van de aanvraag vond een huisbezoek plaats op 21 juli 2020 door mevrouw [naam huisbezoeker] . Ook is advies gevraagd bij de medisch adviseur van het CIZ, [naam medisch adviseur 1] . Deze adviseur heeft op 31 juli 2020 een medisch advies opgesteld.
In het primaire besluit is het CIZ vervolgens overgegaan tot het afwijzen van de Wlz-aanvraag van eiseres. Het CIZ stelt zich in dit besluit op het standpunt dat de grondslag verstandelijke handicap (VH) niet kan worden vastgesteld bij haar. Volgens het CIZ zou de grondslag psychiatrie wel kunnen worden vastgesteld, maar de blijvendheid van de zorgbehoefte nog niet.
Namens eiseres is bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. In de bezwaarfase heeft het CIZ medisch adviseur [naam medisch adviseur 2] om advies gevraagd. Op 8 januari 2021 – aangevuld op 8 februari 2021 – heeft deze adviseur een medisch advies opgesteld waarbij alle beschikbare informatie is betrokken.
In het bestreden besluit heeft het CIZ de bezwaren van eiseres deels ongegrond verklaard. Op basis van de grondslag 'psychische stoornis' is aan haar met ingang van 1 januari 2021 een Wlz-indicatie verstrekt, met het zorgprofiel GGZ Wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering (GGZ wonen 03). De indicatie is afgegeven voor onbepaalde tijd.
Standpunt CIZ
2. Het CIZ stelt zich in het bestreden besluit – onder verwijzing naar de medische adviezen van [naam medisch adviseur 2] van 8 januari 2021 en 8 februari 2021 – op het standpunt dat de grondslag 'verstandelijke handicap' (nog steeds) niet kan worden vast-gesteld. De grondslag 'psychische stoornis' kan wel worden vastgesteld. Op basis van alle beschikbare gegevens is gebleken dat eiseres een blijvende behoefte heeft aan 24 uur zorg in de nabijheid op basis van de psychiatrische problemen in combinatie met haar beperkte cognitieve functioneren. Het CIZ heeft daarom aan eiseres een Wlz-indicatie verstrekt met zorgprofiel GGZ wonen 03.
Standpunt eiseres
3. Volgens eiseres heeft het CIZ ten onrechte geen indicatie toegekend op basis van de grondslag 'verstandelijke handicap'. Op wat zij aanvoert ter onderbouwing van haar standpunt wordt – voor zover relevant – in het hiernavolgende ingegaan.
Relevante regelgeving
4. Op grond van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz heeft een verzekerde recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
5. Volgens paragraaf 3.3.5 van de Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2020 van het CIZ (de beleidsregels) is sprake van de grondslag verstandelijke handicap als:
1. een persoon een normscore van 75 of lager behaalt op een algemene en voor hem
valide intelligentietest, en
2. er dusdanige beperkingen in het adaptief functioneren zijn vastgesteld dat de persoon aangewezen is op blijvende ondersteuning om deficiënties in het adaptief vermogen te beperken ten einde ernstig nadeel voor hem of haar te voorkomen, en
3. een beperking op bovengenoemde terreinen gedurende de vroege ontwikkelingsleeftijd ontstaan zijn. Als de beperkingen in het cognitief en adaptief functioneren pas na het 18e levensjaar ontstaan zijn en er in de voorgeschiedenis hiervoor geen aanwijzingen waren, dan past dat niet bij een beeld van een persoon met een verstandelijke beperking.
Waar gaat het in deze zaak (niet) over?
6. Tussen partijen is niet in geschil dat de grondslag psychische stoornis in het geval van eiseres leidt tot een blijvende behoefte aan 24 uur zorg in de nabijheid. In geschil is of bij eiseres daarnaast ook de grondslag verstandelijke handicap kan worden vastgesteld, en daarmee of het toegekende zorgprofiel het meest passende zorgprofiel is. Partijen zijn het erover eens dat in het geval van eiseres is voldaan aan de eerste twee vereisten voor het aannemen van de grondslag verstandelijke handicap, zoals vervat in paragraaf 3.3.5 van de beleidsregels. In geschil is enkel of de beperkingen in het cognitief en adaptief functioneren van eiseres al voor haar 18e levensjaar zijn ontstaan (het derde vereiste in genoemde paragraaf).
Weergave van de advisering waarop het CIZ zich baseert
7. Het CIZ heeft zich in zijn besluitvorming gebaseerd op het advies van medisch adviseur [naam medisch adviseur 2] van 8 januari 2021, met aanvulling van 8 februari 2021. Zij heeft in haar rapport van 8 januari 2021 – onder verwijzing naar de beleidsregels Wlz – geconcludeerd dat de grondslag verstandelijke handicap niet kan worden toegekend bij eiseres, omdat niet kan worden vastgesteld dat zij al voor haar 18e levensjaar direct als gevolg van verstandelijke beperkingen (zeer) ernstige beperkingen ervoer in haar adaptief functioneren en daarom op basis van die verstandelijke handicap was aangewezen op intensieve begeleiding. Cijfermatige gegevens van intelligentieonderzoek voor haar 18e levensjaar ontbreken en haar schoolse – en arbeidsverleden geeft evenmin aanwijzingen voor een verstandelijke beperking. Ook uit het in de bezwaarfase overgelegde arbeidskun-dige rapport zijn geen aanwijzingen te vinden voor een verstandelijke handicap, in tegenstelling tot wat eiseres heeft aangevoerd. Hieruit is op te maken dat zij succesvol regulier basis en regulier vervolgonderwijs volgde en dat ze met bekwaamheid jarenlang als zorgassistente heeft gewerkt, in overeenstemming met haar opleidingsniveau. Zij viel hiervoor op 57-jarige leeftijd uit door ziekte. Het UWV concludeerde dat eiseres blijvend arbeidsongeschikt was voor werken onder tijdsdruk en onregelmatige werktijden, aspecten die onderdeel uitmaken van werkzaamheden als zorgassistente bij de instelling. Zij werd arbeidsgeschikt geacht voor overige werkzaamheden, waarbij geen sprake is van werken onder tijdsdruk en onregelmatige werktijden (zoals productiewerk). De medisch adviseur heeft haar advies op 8 februari 2021 aangevuld door te stellen dat uit het verslag van de telefonische hoorzitting van 8 februari 2021 geen nieuwe medische feiten zijn op te maken.
Weergave van wat eiseres aanvoert
8. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt een brief overgelegd van de heer [naam directeur] , directeur divisie intensieve ondersteuning bij [naam zorgverlener] van 6 mei 2021. Hierin is opgenomen dat Wlz-zorg met de grondslag verstandelijke handicap het meest passend is voor eiseres, en dat dit ook de mening is van een psychiater van het GGZ. Volgens [naam directeur] is het huidige IQ van eiseres laag, en in het verleden zijn er ook veel problemen geweest met de cognitie, ook al is dit onvoldoende gedocumenteerd. Hij stelt verder dat professionals van [naam zorgverlener] de problemen van eiseres als gevolg van verminderd verstandelijk vermogen voorliggend achten. Met een indicatie op basis van de grondslag verstandelijke handicap kan eiseres ook in het geval van een crisissituatie zorg blijven ontvangen van [naam zorgverlener] , wat in haar belang is en wat ook de bedoeling is van de wetgever.
Eiseres heeft verder een brief overgelegd van mevrouw [naam gedragsdekundige] (gedragsdeskundige en regiebehandelaar bij [naam zorgverlener] ) van 8 juli 2022. Hierin wordt onderbouwd waarom geen stukken beschikbaar zijn over het IQ van eiseres in haar jongere jaren, en dat destijds wel degelijk sprake was van een laag IQ. Eiseres heeft ook een verklaring van haar oudere zus overgelegd van 11 juli 2021, waarin is opgenomen dat zij vanaf de geboorte van eiseres betrokken is geweest bij de ontwikkeling en opvoeding van eiseres. Eiseres zou al op jonge leeftijd (in een van de eerste klassen van de lagere school) door het Medisch Opvoedkundig Bureau zijn getest, waarbij een IQ werd vastgesteld op of omstreeks 65. Dit staat gelijk aan een LVB-niveau. Verder licht de zus toe dat eiseres zich staande heeft kunnen houden tijdens haar werkende leven omdat zij fysiek werk verrichte, waarbij weinig of niets van haar werd gevraagd. Ter zitting hebben [naam huisbezoeker] en de zus van eiseres voorzien in een aanvullende uitgebreide toelichting op het voorgaande.
Beoordeling door de rechtbank
9. Een bestuursorgaan dat bij de besluitvorming gebruikmaakt van een advies van een medisch adviseur mag volgens vaste rechtspraak in het algemeen op dat advies afgaan, mits is gebleken dat dit advies volledig is en op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Het ligt vervolgens op de weg van de betrokkene om medische stukken te overleggen die aan het medisch advies doen twijfelen.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met de overgelegde brieven en de daarop gegeven aanvullende toelichting ter zitting voldoende twijfel gezaaid over de medische advisering die het CIZ ten grondslag heeft gelegd aan het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om de conclusie van de deskundigen die eiseres dagelijks begeleiden in twijfel te trekken, en deze voor onjuist te houden. Deze conclusie is naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende gemotiveerd weerlegd door het CIZ. De enkele omstandigheid dat geen cijfermatige onderzoeksgegevens beschikbaar zijn over de intelligentie van eiseres voor haar 18e levensjaar maakt niet dat geen sprake kan zijn van een verstandelijke handicap. De rechtbank kent ook geen doorslaggevende betekenis toe aan de door het CIZ gestelde omstandigheid dat eiseres haar rijbewijs heeft gehaald, nu veel mensen met een lichte verstandelijke beperking – zoals ter zitting bevestigd door [naam huisbezoeker] – beschikken over een rijbewijs. De omstandigheid dat eiseres het reguliere basisonderwijs heeft gevolgd en vervolgens de LHNO afrondde, acht de rechtbank evenmin doorslagge-vend. Zoals ook ter zitting terecht is opgemerkt namens eiseres, gaat het bij de LHNO om een lage opleiding die eiseres enkel met veel moeite en een doublure heeft afgerond. Ook mag niet uit het oog worden verloren dat het eind jaren zestig en begin jaren zeventig van de vorige eeuw minder vanzelfsprekend was dan tegenwoordig dat diverse vormen van passend onderwijs beschikbaar waren. Uit de werkzaamheden van eiseres als verzorgende in een verpleeghuis kan ook niet worden afgeleid dat geen sprake is van een verstandelijke handicap. Ter zitting is namens eiseres hierover opgemerkt dat zij werkzaam was in een kleinschalig verpleeghuis met slechts 30 bewoners, waar de werkdruk te overzien was en de taken bestonden uit de meest eenvoudige zorg die geleverd kon worden, zoals het helpen bij het opstaan, wassen en aankleden, het aantrekken van steunkousen en het assisteren bij het nuttigen van maaltijden.
Conclusie
11. Gezien het voorgaande is het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank ziet met het oog op een finale geschilbeslechting aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, als bedoeld in artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht door het primaire besluit te herroepen. De rechtbank zal – in aansluiting bij de Wlz-aanvraag van eiseres van 27 maart 2020 en de visie van haar begeleiders – bepalen dat eiseres met ingang van 1 januari 2021 voor onbepaalde tijd wordt geïndiceerd voor zorg vanuit de Wlz in de vorm van opname met zorgprofiel '(Besloten) wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering' (VG07).
Griffierecht en proceskosten
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het CIZ aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
13. De rechtbank veroordeelt het CIZ in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht in de beroepsfase vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat ook het primaire besluit wordt herroepen wegens een aan het CIZ te wijten onrecht-matigheid, komen ook de proceskosten van de bezwaarfase voor vergoeding in aanmerking. Dit betreft 1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, met een waarde per punt van € 541,- en een wegingsfactor 1. De proceskostenvergoeding bedraagt in totaal € 2.600,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat eiseres met ingang van 1 januari 2021 voor onbepaalde tijd wordt geïndiceerd voor zorg vanuit de Wlz in de vorm van opname met zorgprofiel '(Besloten) wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering' (VG07);
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt het CIZ op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het CIZ in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.600,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 8 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.