Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
4.Conclusie en gevolgen
5.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil over een aanslag erfbelasting die aan belanghebbende, de executeur van de nalatenschap van zijn overleden moeder, was opgelegd. De inspecteur van de Belastingdienst had een aanslag erfbelasting vastgesteld op basis van een belaste verkrijging van € 70.434, welke later werd verminderd tot € 56.780 na bezwaar. Belanghebbende had echter geen tijdige aangifte gedaan, wat leidde tot een verzuimboete van € 369. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur beoordeeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder van belanghebbende op 12 februari 2017 is overleden en dat de erfgenamen, waaronder belanghebbende, recht hebben op de nalatenschap. De inspecteur had de aanslag erfbelasting ambtshalve vastgesteld op basis van beschikbare gegevens, maar belanghebbende heeft in de bezwaarfase een aangiftebiljet ingediend met een lager saldo van de nalatenschap. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de aanslag te hoog was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur de aanslag op basis van de gegevens in het aangiftebiljet had kunnen baseren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, de aanslag erfbelasting verminderd tot € 52.537 en de inspecteur veroordeeld tot betaling van proceskosten aan belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.