ECLI:NL:RBZWB:2022:5785

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2450
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen bestuursrechtelijke premie door CAK

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een besluit van het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het CAK van 21 december 2021, waarin hem werd meegedeeld dat hij opnieuw premie aan het CAK moest betalen, omdat hij zijn zorgpremie niet op tijd had betaald. Het CAK had de hoogte van de premie vastgesteld op € 152,20 per maand, welke premie door de gemeente op zijn inkomen zou worden ingehouden. Eiser's bezwaar werd door het CAK kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat tegen de hoogte van de premie geen bezwaar kon worden gemaakt. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 1 september 2022, waarbij de gemachtigde van eiser en een vertegenwoordiger van het CAK aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het CAK terecht had gesteld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was, omdat de wet geen mogelijkheid biedt om bezwaar te maken tegen de hoogte van de bestuursrechtelijke premie. De rechtbank merkte op dat de aanmelding van eiser als wanbetaler door zijn zorgverzekeraar de basis vormde voor de premie, en dat eiser zich in dat geval tot de zorgverzekeraar moest wenden. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat eiser geen proceskostenvergoeding of griffierecht vergoed zou krijgen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Bergen op Zoom
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2450 ZVW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 oktober 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. I.M. van den Heuvel,
en

Centraal Administratie Kantoor (CAK), verweerder.

Inleiding

1. Met een besluit van 21 december 2021 (primair besluit) heeft het CAK eiser laten weten dat hij opnieuw premie aan CAK dient te betalen, omdat hij zijn zorgpremie niet op tijd heeft betaald. Verder heeft het CAK eiser laten weten dat zijn premie vanaf 1 januari 2022 € 152,20 per maand bedraagt. Dit bedrag wordt ingehouden op zijn inkomen door de gemeente [woonplaats] . Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Vervolgens heeft het CAK met een besluit van 31 maart 2022 (bestreden besluit) eisers bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat tegen de hoogte van de premie bij CAK geen bezwaar kan worden gemaakt. Eiser heeft bij deze rechtbank beroep ingesteld. Het CAK heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Bergen op Zoom op 1 september 2022. Hierbij waren aanwezig eisers gemachtigde en namens het CAK [naam vertegenwoordiger] .

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het CAK het standpunt ten grondslag gelegd dat het bezwaar (kennelijk) niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat in het primaire besluit is aangegeven waarom de bestuursrechtelijke premie is verschuldigd en op welke manier deze zal worden geïnd, maar ook omdat is uitgesloten dat bezwaar kan worden gemaakt tegen een besluit over de hoogte van de bestuursrechtelijke premie.
In beroep heeft eiser aangevoerd dat het CAK het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, nu de besluiten niet zijn gemotiveerd. Niet inzichtelijk is hoe de premie van € 152,20 per maand is berekend. Eiser bestrijdt dat de verzekeraar hem opnieuw bij het CAK zou hebben aangemeld vanwege te late betaling. Als dat wel het geval zou zijn, had het CAK aan hem bekend moeten maken wanneer en op welke manier de verzekeraar dat heeft gedaan. Eiser stelt dat hij niet te laat heeft betaald.
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4. Vaststaat dat eiser door zorgverzekeraar [naam zorgverzekeraar] op 16 december 2021 bij het CAK is aangemeld als wanbetaler in de zin van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en dat het primaire besluit van het CAK een gevolg is van deze aanmelding.
De rechtbank begrijpt uit wat eiser in beroep aanvoert dat zijn beroepsgronden zich richten tegen de aanmelding door de zorgverzekeraar bij het CAK en de verschuldigdheid en de betaling van de bestuursrechtelijke premie, niet tegen de wijze van betalen.
In artikel 8:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak is bepaald dat geen bezwaar of beroep kan worden ingesteld tegen een besluit op grond van artikel 18f, eerste lid, in samenhang met artikel 18d of 18e, van de Zvw voor zover dat gaat over de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie of de hoogte daarvan. Dit is ook bevestigd in vaste rechtspraak van de CRvB. [1] Niet in geschil is dat het primaire besluit is genomen op grond van artikel 18d in samenhang met artikel 18f van de Zvw. Het CAK heeft zich, gelet op het voorgaande, terecht op het standpunt gesteld dat het bezwaar niet-ontvankelijk is.
5. De rechtbank merkt ter voorlichting aan eiser nog het volgende op. De verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie is het gevolg van de aanmelding van eiser als wanbetaler door zijn zorgverzekeraar. Anders dan eiser heeft gesteld, bevinden de aanmeldingsgegevens zich wél in het dossier, namelijk als bijlage bij gedingstuk B34. Wanneer eiser het met de aanmeldingsgegevens niet eens is, dient hij zich te wenden tot de zorgverzekeraar die hem als wanbetaler heeft aangemeld bij het CAK. Tegen de wijze van aanmelding kon eiser een procedure starten bij het conform artikel 114 van de Zvw beschikbare orgaan, de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen. De wetgever heeft er bewust voor gekozen om de rechtsgang ten aanzien van de aanmelding van een wanbetaler wegens betalingsachterstand van de premie te laten verlopen via de zorgverzekeraar. Voor eiser bestaat de mogelijkheid om de zorgverzekeraar aan wie hij de premie verschuldigd is - en die hem als wanbetaler heeft aangemeld bij CAK - te betrekken in een civiele procedure. Zolang het CAK geen signalen ontvangt van de zorgverzekeraar dat eiser ten onrechte als wanbetaler is aangemeld, is het CAK verplicht om maatregelen te nemen ter voldoening van de bestuursrechtelijke premie.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 6 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 3:46 van de Awb bepaalt dat een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
Artikel 3:48 van de Awb bepaalt dat:
1. De vermelding van de motivering kan achterwege blijven indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat.
2. Verzoekt een belanghebbende binnen een redelijke termijn om de motivering, dan wordt deze zo spoedig mogelijk verstrekt.
Artikel 8:5 van de Awb bepaalt dat:
1. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit als bedoeld in artikel 1 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak.
2. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit waartegen administratief beroep kan worden ingesteld of door de belanghebbende kon worden ingesteld.
Artikel 1 van bijlage 2 van de Awb bepaalt, voor zover van belang:
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan geen beroep worden ingesteld. [….]
Zorgverzekeringswet:
b. artikel 18f, eerste lid, in samenhang met artikel 18d of 18e, voor zover een besluit wordt genomen over de verschuldigdheid van de bestuursrechtelijke premie of de hoogte daarvan
Zorgverzekeringswet (Zwv)
Artikel 2, eerste lid, van de Zvw bepaalt, voor zover van belang, dat degene die ingevolge de Wet langdurige zorg en de daarop gebaseerde regelgeving van rechtswege verzekerd is, verplicht is zich krachtens een zorgverzekering te verzekeren of te laten verzekeren.
Artikel 16, eerste lid, van de Zvw bepaalt dat de verzekeringnemer krachtens de zorgverzekering premie is verschuldigd.
Artikel 18c, eerste lid, van de Zvw bepaalt, voor zover van belang, dat de zorgverzekeraar, indien ten aanzien van een zorgverzekering een premieschuld ter hoogte van zes of meer maandpremies is ontstaan, dit meldt aan het CAK en aan de verzekeringnemer.
Artikel 18d, eerste lid, van de Zwv bepaalt, voor zover van belang, dat de verzekeringnemer vanaf de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin het CAK de melding, bedoeld in artikel 18c, heeft ontvangen aan het CAK een bij ministeriële regeling te bepalen, bestuursrechtelijke premie van ten minste 110% en ten hoogste 130% van de gemiddelde premie is verschuldigd.
Het zesde lid van dit artikel bepaalt dat bij ministeriële regeling wordt bepaald hoe de gemiddelde premie, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend.
Artikel 18f, eerste lid, van de Zvw bepaalt dat het CAK de bestuursrechtelijke
premie int en heft.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de inhoudingsplichtige in opdracht van het CAK de bestuursrechtelijke premie geheel of voor een door het CAK te bepalen gedeelte inhoudt op door hem aan de verzekeringnemer verschuldigd loon als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964, waarna hij het ingehouden bedrag aan het CAK afdraagt.
Regeling zorgverzekering (regeling)
Artikel 6.5.2 van de regeling bepaalt dat de bestuursrechtelijke premie, bedoeld in artikel 18d van de Zorgverzekeringswet, per maand € 152,20 bedraagt.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 7 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1588, en van