ECLI:NL:RBZWB:2022:5786
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Bodemzaak
- mr. Dijkman
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling in het kader van een overeenkomst tot aanneming van werk met geschil over tekortkomingen
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert eiser, vertegenwoordigd door mr. H.H. Spuijbroek, betaling van een openstaand bedrag van € 1.000,00 van gedaagde, die in persoon procedeert. Eiser stelt dat hij schilderwerkzaamheden heeft uitgevoerd voor gedaagde, maar dat een deel van de factuur onbetaald is gebleven. Gedaagde betwist de vordering en voert aan dat eiser tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, waardoor hij de betaling heeft opgeschort. Gedaagde stelt dat de werkzaamheden niet conform het Bouwbesluit zijn uitgevoerd en dat er een mondelinge afspraak was over herstel van de werkzaamheden door eiser.
De kantonrechter heeft de argumenten van gedaagde in overweging genomen en vastgesteld dat gedaagde gerechtigd was om de betaling op te schorten op basis van artikel 6:52 van het Burgerlijk Wetboek. De rechter oordeelt dat de niet weersproken stellingen van gedaagde de vordering van eiser voldoende weerleggen. Eiser is niet in verzuim geraakt, en er was geen voorafgaande ingebrekestelling vereist voor de opschorting van de betaling. De vordering van eiser wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nul worden begroot, aangezien gedaagde in persoon procedeert en geen kosten heeft gemaakt.
Het vonnis is uitgesproken op 27 juli 2022 door mr. Dijkman.