ECLI:NL:RBZWB:2022:5934

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1270 en 21 _ 2171
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor een erflater woonachtig op Curaçao

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 oktober 2022, wordt de zaak behandeld van een erflater die op Curaçao woonde en wiens erfgenamen in beroep gingen tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De inspecteur had aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd voor de jaren 2018 en 2019, welke door de rechtbank werden beoordeeld. De rechtbank constateert dat de erflater in 2018 en 2019 een AOW-uitkering en pensioenuitkering ontving, en dat de inspecteur de aanslagen had vastgesteld op basis van de belastingwetgeving van Nederland, waarbij een belastingvermindering werd toegepast op basis van de Belastingregeling Nederland Curaçao (BRNC). De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de verschuldigde inkomstenbelasting correct heeft berekend, en dat de pensioenuitkering van ABN-AMRO in aanmerking moest worden genomen voor de belastingheffing. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn, wat betekent dat de aanslagen in stand blijven en dat de belanghebbende het griffierecht niet terugkrijgt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/1270 en 21/1271
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats] (Curaçao), belanghebbende,
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 9 maart 2021.
1.2.
De inspecteur heeft aan [erflater] (erflater) de volgende aanslagen opgelegd:
  • een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2018, waarbij bij beschikking € 365 belastingrente is vergoed (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.86.01);
  • een aanslag IB voor het jaar 2019 (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.96.01).
1.3.
De inspecteur heeft de bezwaren van erflater afgewezen en de aanslagen en de beschikking belastingrente gehandhaafd.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 15 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben via een digitale verbinding deelgenomen: de gemachtigde, en namens de inspecteur, [inspecteur] en [inspecteur] .

2.Feiten

2.1.
Erflater is op [datum] 2022 overleden. Erflater woonde tot 1 mei 2018 in Nederland. Vanaf 1 mei 2018 tot zijn overlijden woonde erflater op Curaçao.
2.2.
Het inkomen van erflater bestond in 2018 uit een AOW-uitkering van € 18.348, een pensioenuitkering van ABN-AMRO van € 68.501, een AOV-uitkering van € 225, en inkomsten uit eigen woning van negatief € 491. In 2019 bestond het inkomen van erflater uit een AOW-uitkering van € 18.958 en een pensioenuitkering van ABN-AMRO van € 69.893.
2.3.
Erflater heeft in de aangiften IB/PVV voor de jaren 2018 en 2019 voor de periode dat hij op Curaçao woonde een beroep gedaan op toepassing van het verlaagde tarief van 15% over (een pro-rata gedeelte van) de pensioenuitkering van ABN-AMRO als bedoeld in artikel 17, derde lid, van de Belastingregeling Nederland Curaçao [1] (hierna: BRNC).
2.4.
De inspecteur heeft de aanslag IB/PVV voor het jaar 2018 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 86.583 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.452. De inspecteur heeft een belastingvermindering van € 7.453 toegepast op basis van artikel 17, derde lid, van de BRNC. De verschuldigde inkomstenbelasting op de aanslag IB/PVV 2018 bedraagt € 19.667.
2.5.
De inspecteur heeft de aanslag IB voor het jaar 2019, overeenkomstig de ingediende aangifte, vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 88.851 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 31. De inspecteur heeft een belastingvermindering van € 10.636 toegepast op grond van artikel 17, derde lid, van de BRNC. De verschuldigde inkomstenbelasting op de aanslag IB 2019 bedraagt € 16.212.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
Tussen partijen is alleen nog de berekening van de op de aanslag IB/PVV 2018 en de aanslag IB 2019 verschuldigde inkomstenbelasting in geschil. Daarbij gaat het met name om de vraag of de pensioenuitkering van ABN-AMRO, naast de overige inkomensbestanddelen, in eerste instantie volgens de regels van de Nederlandse belastingwetgeving in de grondslag voor de belastingheffing in aanmerking mag worden genomen. Tussen partijen is niet in geschil dat Nederland op grond van de BRNC belasting mag heffen over de pensioenuitkering van ABN-AMRO.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de verschuldigde inkomstenbelasting juist berekend. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3.
In artikel 17 van de BRNC is – voor zover hier van belang – bepaald:
“1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 18, derde lid, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen, alsmede lijfrenten, betaald aan een inwoner van een land, slechts in dat land belastbaar.
(…)
3. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid, mogen betalingen waarop dat lid van toepassing is ook worden belast in het land van waaruit zij afkomstig zijn in overeenstemming met de wetgeving van dat land, maar in het geval deze betalingen een periodiek karakter hebben mag de aldus geheven belasting 15 percent van het brutobedrag van de betalingen niet overschrijden.
(…)”
3.4.
Volgens belanghebbende bedraagt, op basis van artikel 17, derde lid, van de BRNC, de totaal verschuldigde inkomstenbelasting in 2018 € 15.238 en in 2019 € 12.190, zijnde 15 percent van (het pro-rata gedeelte) van de pensioenuitkering van ABN-AMRO vermeerderd met de belasting over de overige inkomensbestanddelen berekend met toepassing van het progressieve tabeltarief. Belanghebbende betoogt dat de pensioenuitkering van ABN-AMRO niet in eerste instantie volgens de regels van de Nederlandse belastingwetgeving in de grondslag voor de belastingheffing in aanmerking mag worden genomen. Door toepassing van het progressieve tabeltarief is anders het gemiddelde tarief over de andere inkomensbestanddelen hoger en wordt de pensioenuitkering feitelijk zwaarder belast dan 15 percent van het brutobedrag van de pensioenuitkering. Belanghebbende specificeert zijn berekeningen voor de jaren 2018 en 2019 als volgt:
3.5.
De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de berekeningswijze van belanghebbende ertoe zou leiden dat ten onrechte ook een tariefvoordeel wordt genoten voor de andere inkomensbestanddelen. Volgens de inspecteur dient eerst het totaal aan verschuldigde belasting over het gehele belastbaar inkomen uit werk en woning, inclusief de ABN-AMRO uitkering, te worden berekend met toepassing van het progressieve tabeltarief. Dit bedrag dient vervolgens te worden verminderd op basis van artikel 17, derde lid, van de BRNC. De berekeningen van de inspecteur voor de jaren 2018 en 2019 luiden als volgt:
2018
2019
Belasting met toepassing van het progressieve tarief
€ 27.120
€ 26.848
Gedeelte van de belasting dat naar evenredigheid is toe te rekenen aan de pensioenuitkering van ABN-AMRO
€ 14.305
€ 21.119
Af:15% van het (pro-rata gedeelte) van de pensioenuitkering van ABN-AMRO
€ 6.850
€ 10.483
Vermindering
€ 7.455
€ 10.636
Totaal verschuldigde belasting
€ 19.665
€ 16.212
3.6.
De rechtbank overweegt als volgt. De BRNC staat aan de berekeningswijze van de verschuldigde inkomstenbelasting van de inspecteur niet in de weg. [2] Integendeel, uit de tekst van artikel 17, derde lid, van de het BRNC volgt dat voor zover Nederland op grond van de BRNC bevoegd is om belasting te heffen, dit in overeenstemming met de wetgeving van Nederland mag gebeuren. [3] Voor de toepassing van de Wet inkomstenbelasting 2001 behoort de pensioenuitkering van ABN-AMRO tot de inkomsten die naar het progressieve tabeltarief worden belast. [4] De inspecteur heeft daarom terecht de pensioenuitkering van ABN-AMRO in aanmerking genomen voor de toepassing van het progressieve tabeltarief. De omstandigheid dat het effectieve tarief over de andere inkomensbestanddelen daardoor hoger is dan in de berekeningswijze van belanghebbende, vloeit rechtstreeks voort uit het bepaalde in artikel 17, derde lid, van de BRNC. De pensioenuitkering van ABN-AMRO is, anders dan belanghebbende meent, ook niet zwaarder belast dan 15 percent van het brutobedrag van de pensioenuitkering. De inspecteur heeft immers, in overeenstemming met artikel 17, derde lid, van de BRNC, de belastingheffing over de pensioenuitkering van ABN-AMRO beperkt tot 15 percent van het brutobedrag van de pensioenuitkering. Het gelijk is aan de inspecteur.

4.Conclusie en gevolgen

4.1.
De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de aanslag IB/PVV 2018, de aanslag IB 2019, en de belastingrentebeschikking in stand blijven. Belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 13 oktober 2022 door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

Voetnoten

1.Rijkswet van 30 september 2015, houdende regeling voor Nederland en Curaçao tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en een woonplaatsfictie ter zake van erf- en schenkbelasting, Staatsblad 2015, 348 (Belastingregeling Nederland Curaçao).
2.Vergelijk in zelfde zin met betrekking tot de toepassing van de Overeenkomst tussen Nederland en Canada van 27 mei 1986 (Trb. 1986, 65) het arrest van de Hoge Raad van 27 maart 1996, ECLI:NL:HR:1996:AA1850.
3.Deze berekeningswijze komt ook overeen met de wijze waarop Nederland voorkoming van dubbele belasting dient te verlenen op grond van artikel 21, eerste en derde lid, van de BRNC.
4.Artikel 2.10 van de Wet IB 2001 in samenhang met artikel 7.2 van de Wet IB 2001.