Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Beoordeling door de rechtbank
3.Conclusie en gevolgen
4.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 oktober 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag fijnstoftoeslag opgelegd voor de periode van 25 juni 2020 tot en met 24 september 2020. Het bezwaar van belanghebbende tegen deze naheffingsaanslag werd door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de inspecteur heeft tijdens de procedure de naheffingsaanslag vernietigd, waardoor het geschil zich nu enkel richt op de proceskostenvergoeding.
De rechtbank heeft op 15 september 2022 de zaak behandeld, maar belanghebbende en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende geen recht heeft op een proceskostenvergoeding. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de inspecteur de naheffingsaanslag heeft vernietigd, maar dat het beroep van belanghebbende niet gegrond is, omdat het bezwaar tegen de naheffingsaanslag niet-ontvankelijk was. De rechtbank legt uit dat, hoewel de inspecteur tegemoet is gekomen aan de grieven van belanghebbende, dit niet leidt tot een gegrond beroep, omdat de rechtbank niet bevoegd is om te oordelen over de beslissing van de inspecteur op het verzoek om ambtshalve vermindering van de naheffingsaanslag.
Uiteindelijk wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding af, en belanghebbende krijgt ook geen vergoeding van het door hem betaalde griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na de verzenddatum.