In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 14 oktober 2022, worden de beroepen van vijf eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes beoordeeld. Het college had op 24 november 2021 een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een mantelzorgwoning op het perceel [adres] 3a te [plaatsnaam]. De eisers, allen uit [plaatsnaam], stelden dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan en dat de vergunninghouder niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning.
De rechtbank oordeelt dat de vergunning terecht is verleend. De rechtbank stelt vast dat de vergunninghouder voldoet aan de eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening, maar dat het bouwplan niet past binnen het geldende bestemmingsplan. De rechtbank overweegt dat het college de bevoegdheid heeft om in afwijking van het bestemmingsplan een vergunning te verlenen, mits de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank concludeert dat het college op goede gronden heeft besloten dat de vergunninghouder af mag wijken van het bestemmingsplan en dat de vergunning voor het bouwen van de mantelzorgwoning terecht is verleend.
De rechtbank verklaart het beroep van de eisers ongegrond, waarbij wordt opgemerkt dat de niet-ontvankelijkheid van mevrouw [naam eiser 5] in haar bezwaar terecht is vastgesteld, omdat zij geen belanghebbende is. De rechtbank wijst erop dat de afstand tussen haar woning en de vergunde mantelzorgwoning te groot is om als belanghebbende te worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de vergunning is verleend in overeenstemming met de wet- en regelgeving en dat de nadelige gevolgen van het besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de vergunning te dienen doelen.