Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
wonende te [adres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. N. Assouiki te (5038 VA) Tilburg, Bisschop Zwijsenstraat 25,
1.De procedure
Voorts doet veroordeelde doet een beroep op de uitzonderingsgrond van artikel 2, eerste lid, onder b van de Wet. Er is geen aanleiding om te vrezen dat veroordeelde in de toekomst feiten zal plegen waarbij het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel van betekenis zou kunnen zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten. De veroordeling ziet op een incident. Uit de wijze van afdoening blijkt dat de politierechter daar bij de strafoplegging ook rekening mee heeft gehouden. Recidive is niet aannemelijk. Veroordeelde acht voorts dat het bepalen en verwerken van zijn DNA-materiaal mede in het licht van de artikelen 6 en 8 EVRM disproportioneel is.
2.De beoordeling
- voornoemde veroordeling een feit betreft dat is omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv); en
- niet is gebleken dat van veroordeelde al een DNA-profiel is verwerkt als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder a, van de Wet.