In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de intrekking van hun bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet over de maand augustus 2018 en de daaruit volgende terugvordering. Het besluit van 20 oktober 2020 heeft Baanbrekers eisers meegedeeld dat het recht op uitkering wordt ingetrokken over de periode van 1 april 2018 tot en met 14 oktober 2018. In een later besluit van 10 december 2020 werd de onverschuldigd betaalde bijstandsuitkering teruggevorderd. In het bestreden besluit van 4 februari 2021 heeft Baanbrekers het bezwaar van eisers gegrond verklaard, maar de bijstandsuitkering over augustus 2018 ingetrokken en het terugvorderingsbedrag verlaagd naar € 1.049,82. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 2 augustus 2022, waar eisers en hun gemachtigde aanwezig waren. Baanbrekers heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd. De rechtbank oordeelt dat eisers in augustus 2018 een auto hebben aangeschaft, maar niet hebben gemeld bij Baanbrekers. Dit heeft geleid tot de conclusie dat eisers de inlichtingenplicht hebben geschonden. De rechtbank stelt vast dat het aan Baanbrekers is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren, maar dat eisers niet met objectieve en verifieerbare gegevens hebben aangetoond hoe zij de aankoop van de auto hebben gefinancierd.
De rechtbank concludeert dat Baanbrekers terecht heeft besloten het recht op bijstandsuitkering over augustus 2018 in te trekken en de onverschuldigd betaalde bijstandsuitkering van € 1.049,82 terug te vorderen. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, zonder dat er reden is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 21 oktober 2022.