ECLI:NL:RBZWB:2022:6244

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
21-016344
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslaggenomen horloges

Op 18 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een klaagschrift behandeld dat was ingediend door klager, vertegenwoordigd door mr. J.F.M. Wasser. Het klaagschrift was gericht tegen het beslag dat op 19 mei 2021 was gelegd op een Rolex-horloge en vijf namaakhorloges, alsook vier lege dozen. Klager stelde dat hij eigenaar was van de in beslag genomen goederen en dat het voortduren van het beslag hem ernstig bezwaarde. De officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, betoogde echter dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave, omdat de goederen nodig waren voor verder onderzoek in een strafzaak tegen een derde persoon.

De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering niet langer vereiste dat het beslag voortduurde. Klager werd niet verdacht van enig strafbaar feit en er was onvoldoende bewijs dat hij op de hoogte was van een misdrijf. De rechtbank concludeerde dat klager redelijkerwijs als eigenaar van de inbeslaggenomen goederen moest worden aangemerkt. Gezien deze omstandigheden verklaarde de rechtbank het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de inbeslaggenomen horloges aan klager.

De beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij de rechtbank de summiere aard van het onderzoek in acht nam. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van het klaagschrift niet de uitkomst van een hoofdzaak of ontnemingsprocedure vooraf kon nemen. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond voor zowel het beslag op grond van artikel 94 als artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering, en gelastte de teruggave van de goederen aan klager.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: onbekend
rk.nummer: 21-016344
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. J.F.M. Wasser,
Professor dr. Dorgeolaan 30, 5613 AM Eindhoven.
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 19 mei 2021 onder klager in het strafvorderlijk onderzoek tegen [naam] in beslag zijn genomen: één Rolex-horloge (ibn-code: 672088), 5 namaakhorloges en 4 lege dozen met bescheiden;
  • het stuk inhoudende de mededeling dat er tevens conservatoir beslag is gelegd d.d. 28 januari 2022;
  • het klaagschrift, ingediend op 26 oktober 2021 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 4 februari 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, klager en mr. J.F.M. Wasser als raadsman van klager.
Namens klager is aangevoerd dat op 19 mei 2021 één rolex-horloge, vijf namaakhorloges en vier lege dozen met bescheiden in beslag zijn genomen. Klager is eigenaar van voornoemde goederen en wordt door het voortduren van het beslag ernstig bezwaard. Het belang van strafvordering verzet zich niet tegen teruggave, nu aangenomen moet worden dat de politie voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad om onderzoek naar deze voorwerpen te doen. De voorwerpen kunnen ook niet dienen tot verhaal van een in de strafzaak tegen beslagene op te leggen geldboete of betalingsverplichting.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het belang van strafvordering zich verzet tegen de teruggave van de klassiek inbeslaggenomen goederen. Het onvervalste horloge, het aankoopbewijs en de dozen zijn nodig voor nader onderzoek. De overige horloges bleken vervalst te zijn of een imitatie te betreffen. De officier van justitie heeft medegedeeld dat deze in opdracht van de officier van justite zullen worden onttrokken aan het verkeer op grond van artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht (hierna te noemen: Sr). Gelet op de omstandigheden waaronder de goederen zijn aangetroffen stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat er geen sprake is van eigen gebruik. Er is inmiddels tevens conservatoir beslag gelegd op de goederen. Er bestaat een verdenking ten aanzien van de heer [naam] , onder wie het beslag is gelegd. Het onderzoek richt zich op een criminele organisatie. Daarbij is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter een ontnemingsvordering toe zal wijzen. De inbeslaggenomen goederen kunnen hierbij dienen ter betaling van deze vordering. De officier van justitie verzoekt de rechtbank het klaagschrift ongegrond te verklaren.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
Klassiek beslag
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
In deze doet zich het geval voor dat een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, stelt rechthebbende te zijn en zich beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. In een dergelijk geval zal de rechtbank bij de beoordeling tevens acht moeten slaan op het bepaalde in art. 33a, tweede lid, aanhef en onder a, Sr, inhoudende dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat klager redelijkerwijs als eigenaar moet worden aangemerkt over de inbeslaggenomen goederen. Klager stelt de eigenaar te zijn. Hij heeft in raadkamer toegelicht dat hij al jarenlang horloges spaart en de namaak-horloges in zijn woning heeft liggen ter misleiding bij een onverhoopte overval of inbraak. Van het inbeslaggenomen “echte” horloge is voorts bewijs van betaling overgelegd. Ook is aangegeven dat dat certificaten bewust niet bij de horloges worden bewaard in verband met mogelijke diefstal. De officier van justitie heeft niet aangetoond dat een ander dan klager redelijkerwijs als rechthebbende op de inbeslaggenomen goederen moet worden aangemerkt. De enkele stelling dat de goederen onder een ander in beslag zijn genomen en dat er nader onderzoek naar de eigendomssituatie moet worden verricht, is hiervoor ontoereikend. Klager wordt niet verdacht van het plegen van een strafbaar feit. Daarnaast is niet gebleken dat klager redelijkerwijs op de hoogte was van een misdrijf. Gelet op het voorgaande is het hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, onttrekking aan het verkeer of verbeurdverklaring zal gelasten.
Nu er geen strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag en de rechtbank niet is gebleken dat een ander dan klager redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen is aan te merken, zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren en de teruggave van de inbeslasggenomen goederen aan klager gelasten.
Conservatoir beslag
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het conservatoir beslag dat is gelegd op grond van artikel 94a Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654 r.o. 2.14, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94a, eerste of tweede lid, Sv gelegd beslag te onderzoeken:
( i) of ten tijde van de beslissing op het klaagschrift sprake van een redelijk vermoeden van schuld van een misdrijf waarvoor een geldboete van
de vierde(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een schadevergoedingsmaatregel, artikel 94a lid 3 Sv)
of vijfde categorie(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een geldboete of ontnemingsmaatregel, respectievelijk artikel 94a lid 1 en 2 Sv) kan worden opgelegd; en
(ii) of zich het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel dan wel een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
Indien een derde – als zodanig kan ook gelden degene onder wie het beslag feitelijk is gelegd, maar tegen wie het strafrechtelijk onderzoek niet is gericht – die stelt eigenaar te zijn, op grond van artikel 552a Sv een klaagschrift heeft ingediend, dient de rechter als maatstaf aan te leggen of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat de klager als eigenaar van het voorwerp moet worden aangemerkt en daarvan in zijn beslissing blijk te geven. Indien de klager als eigenaar wordt aangemerkt, zal de rechter tevens moeten onderzoeken en daarvan blijk moeten geven of zich de situatie van artikel 94a, vierde of vijfde lid, Sv voordoet. (HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.15)
Zoals eerder toegelicht is de rechtbank van oordeel dat is komen vast te staan dat klager redelijkerwijs als eigenaar moet worden aangemerkt van de inbeslaggenomen goederen.
De rechtbank is niet gebleken van aanwijzingen dat klager de in beslag genomen goederen toebehoren met het kennelijke doel de uitwinning hiervan te bemoeilijken of te verhinderen, en klager dit wist of redelijkerwijze kon vermoeden. De rechtbank acht het dan het hoogst onwaarschijnlijk dat de inbeslaggenomen goederen tot verhaal kunnen dienen in het geval de strafrechter, later oordelend, aan beslagene [naam] een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel dan wel een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
Gelet daarop zal de rechtbank het klaagschrift gegrond bevinden voor zover het is gericht tegen het op grond van artikel 94a Sv gelegde beslag en de teruggave gelasten van de inbeslaggenomen goederen aan klager.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift gegrond voor zover het is gericht tegen het op grond van artikel 94 en 94a Sv gelegde beslag;
- gelast teruggave aan klager van:
* horloge Rolex met kenmerk: [serienummer 1]
* horloge Rolex met kenmerk: [serienummer 2]
* horloge Rolex met kenmerk: [serienummer 3]
* horloge Rolex met kenmerk: [serienummer 4]
* horloge met kenmerk: [serienummer 5]
* horloge Rolex met kenmerk: [serienummer 6]
* kassabon aankoop Rolex met kenmerk: [serienummer 7]
* lege doos Rolex met kenmerk: [serienummer 8]
* lege doos Rolex met kenmerk: [serienummer 9]
* lege doos Rolex met kenmerk: [serienummer 10]
* lege doos Rolex met kenmerk: [serienummer 11]
Deze beslissing is op 18 februari 2022 gegeven door mr. A. Hello, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 februari 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).