ECLI:NL:RBZWB:2022:6248

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
21-016642
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake teruggave van in beslag genomen goederen

Op 18 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door een klager wiens telefoon en een geldbedrag van € 1.000,00 op 6 september 2021 in beslag waren genomen tijdens zijn aanhouding. De klager was niet verschenen bij de behandeling van het klaagschrift, maar zijn gemachtigd raadsman, mr. R.B.M. Poppelaars, was wel aanwezig. De officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, stelde dat het belang van strafvordering zich niet langer verzette tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.

De rechtbank overwoog dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift een summier karakter heeft. De rechter kan niet ten gronde treden in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak. De rechtbank stelde vast dat er geen strafvorderlijk belang bestond bij het voortduren van het beslag en dat er geen andere rechthebbende was dan de klager. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, dient de rechter te beslissen op het klaagschrift wanneer het Openbaar Ministerie aangeeft dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet.

De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van zowel het geldbedrag als de iPhone aan de klager. Deze beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. M.A.E. de Kroon, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer:
rk.nummer: 21-016642
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. R.B.M. Poppelaars, Chassésingel 4, 4811 HA Breda
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 6 september 2021 onder klager in beslag zijn genomen: een geldbedrag van € 1.000,00 en een iPhone.
  • het klaagschrift, ingediend op 1 november 2021 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 4 februari 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs en mr. R.B.M. Poppelaars als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Namens klager is aangevoerd dat op 6 september een telefoon van het merk Apple en een geldbedrag van € 1.000,00 in beslag zijn genomen. De reden hiervoor is dat klager is aangehouden en tijdens deze aanhouding zijn spullen heeft moeten afstaan voor onderzoek. Naar het oordeel van klager verzet het belang van strafvordering zich niet tegen de gevraagde teruggave. Er is immers geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 33a, tweede lid, aanhef en onder a van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het belang van strafvordering zich niet langer verzet tegen teruggave van de onder klager in beslag genomen goederen. De telefoon en het geldbedrag ter hoogte van € 1.000,00 kunnen aan klager geretourneerd worden.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Ingevolge artikel 116, eerste lid, Sv doet het Openbaar Ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het Openbaar Ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter, zonder zelf in een beoordeling van dit laatste punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen. Dit is bijvoorbeeld van belang bij een klaagschrift dat is gericht tegen het voornemen van de officier van justitie om de inbeslaggenomen voorwerpen terug te geven aan anderen dan de beslagene. In dat voornemen ligt, gelet op artikel 116, eerste lid, Sv, besloten dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet. Het staat de rechter dan niet vrij bij de beoordeling van het klaagschrift te treden in de vraag of zodanig belang aan de teruggave in de weg staat.
Nu er geen strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag en de rechtbank niet is gebleken dat een ander dan klager redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van het geldbedrag van € 1.000,00 en de iPhone is aan te merken, zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren en de teruggave van het geldbedrag van € 1.000,00 en de iPhone aan klager gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift gegrond;
- gelast de teruggave van het geldbedrag (goednummer: PL2000-2021237774-2372732)
- gelast de teruggave van de iPhone (goednummer: PL2000-2021237774-2372721).
Deze beslissing is op 18 februari 2022 gegeven door mr. A. Hello, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 februari 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).