ECLI:NL:RBZWB:2022:6251

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
22-001111
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van honden

Op 18 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door een klager wiens twee honden op 15 december 2021 in beslag waren genomen. De klager, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. H.O. de Boer, stelde dat hij niet op de hoogte was van de omstandigheden van de inbeslagname en verzocht om teruggave van de honden. De officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, voerde aan dat de honden onder erbarmelijke omstandigheden waren aangetroffen en dat er een verdenking bestond van het onthouden van de nodige zorg aan de dieren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de honden sterk vermagerd waren en dat er geen dak op het hondenhok zat. De dierenarts bevestigde dat de honden onvoldoende zorg hadden gekregen.

De rechtbank overwoog dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de honden, omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later zal besluiten tot verbeurdverklaring van de honden. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat de inbeslagname van de honden gehandhaafd blijft. De beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij de rechtbank de summiere aard van het onderzoek in acht nam. De klager kan binnen veertien dagen in cassatie gaan tegen deze beslissing bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: -
rk.nummer: 22-001111
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. H.O. de Boer, Ericssonstraat 2, 5121 ML Rijen
hierna te noemen: klager

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 15 december 2021 onder klager in beslag zijn genomen: één pitbull en één Turkse herder.
  • het klaagschrift, ingediend op 27 januari 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 4 februari 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, klager en mr. H.O. de Boer als gemachtigd raadsman van klager.
Namens klager is aangevoerd dat er op 15 december 2021 twee honden onder klager in beslag zijn genomen. Klager weet niet waar de honden zijn en wat de achtergrond van de inbeslagname is. Klager heeft de honden als pup gekocht en altijd goed voor de honden gezorgd. Hij is met de honden naar een dierenarts gegaan en heeft een puppycursus gevolgd. Ter onderbouwing heeft verzoeker een verklaring van [getuige] overgelegd waaruit blijkt dat klager de honden (inderdaad) regelmatig liet controleren door de dierenarts en dat klager de honden in goede gezondheid wil laten opgroeien. Klager heeft een emotionele band met zijn honden en heeft veel energie in de honden gestoken. Klager verzoekt de rechtbank het klaagschrift gegrond te verklaren onder teruggave van de honden aan klager.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te worden vanwege het feit dat de honden onder erbarmelijke omstandigheden en sterk vermagerd zijn aangetroffen. Daarnaast zal klager worden gedagvaard terzake het onthouden van de nodige zorg aan de honden. Het is niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de honden zal bevelen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank stelt op basis van de kennisgeving inbeslagneming en het proces-verbaal van bevindingen vast dat de honden naar aanleiding van een verdenking van overtreding van artikel 2.1, eerste lid, Wet dieren in beslag zijn genomen. Klager zal worden gedagvaard voor dit feit. De honden werden (sterk) vermagerd aangetroffen en op het hondenhok zat geen dak. Uit het verslag van de dierenarts wat door de officier van justitie ter zitting is overgelegd is tevens gebleken dat beide honden mager zijn. De dierenarts is van mening dat aan de honden de nodige zorg is onthouden door verkeerde en/of te weinig voeding te verstrekken. Klager heeft in raadkamer bevestigd dat hij te weinig en/of verkeerde voeding heeft gegeven omdat hij bang was voor een maagkanteling bij zijn honden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de inbeslaggenomen honden, verbeurd zal verklaren.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 18 februari 2022 gegeven door mr. A. Hello, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 februari 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).