ECLI:NL:RBZWB:2022:6305

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
31 oktober 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2380
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een WIA-uitkering en de vaststelling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de toekenning van een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 8 juni 2021, waarin haar een WIA-uitkering werd toegekend met een mate van arbeidsongeschiktheid van 43,79% per 24 april 2021. Het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond met een besluit op 28 maart 2022. De rechtbank heeft de zaak op 14 oktober 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV, mr. J.F.C.A.M. Weterings.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld op 43,79%. Eiseres had aangevoerd dat zij volledig arbeidsongeschikt was vanwege psychische klachten, cardioklachten en hoge bloeddruk. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig te werk zijn gegaan en dat de door hen opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 17 mei 2021 een juist beeld geeft van de belastbaarheid van eiseres. De rechtbank wijst erop dat de subjectieve beleving van eiseres niet doorslaggevend is voor de beoordeling van de objectieve beperkingen.

De rechtbank heeft ook de geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies beoordeeld en concludeert dat deze functies medisch passend zijn. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2380 WIA

uitspraak van 27 oktober 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. R.E. Teusink,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 8 juni 2021 (primair besluit) aan eiseres een WIA-uitkering toegekend met ingang van 24 april 2021 naar een mate van arbeids-ongeschiktheid van 43,79%.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 28 maart 2022 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 oktober 2022 zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, en mr. J.F.C.A.M. Weterings als gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per 24 april 2021 voor 43,79% arbeidsongeschiktheid is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 24 april 2021 heeft vastgesteld op 43,79%.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als inschrijfmedewerker. Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege psychische klachten na een zwangerschap en bevalling.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft het dossier van eiseres bestudeerd en haar gezien op het spreekuur. Eiseres is door de verzekeringsarts psychisch onderzocht. Volgens de verzekeringsarts zijn de klachten en beperkingen van eiseres plausibel, objectiveerbaar en worden deze veroorzaakt door een stoornis of aandoening. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 17 mei 2021.
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres telefonisch gehoord. Daarnaast heeft zij de beschikbare medische stukken -waaronder door eiseres in bezwaar overgelegde bescheiden van de GGZ- bij haar beoordeling van de beperkingen en mogelijkheden van eiseres betrokken. De conclusie van de verzekeringsarts b&b luidt dat de verzekeringsarts de belastbaarheid van eiseres juist heeft vastgesteld.
4.2
Eiseres heeft aangevoerd dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Er is sprake van cardioklachten, hoge bloeddruk en eiseres heeft complexe PTSS-klachten. Zij is onder behandeling van een internist, psycholoog en psychiater. Daarnaast heeft eiseres ambulante begeleiding in de thuissituatie en trauma-behandelingen bij GGZ. De inschatting van de belastbaarheid van eiseres door het UWV is veel te licht. De prognose van het UWV dat er kans op verbetering is door natuurlijk herstel is ook niet juist. Eiseres heeft geen benutbare mogelijkheden en is meer beperkt dan door het UWV is aangenomen voor wat betreft persoonlijk en sociaal functioneren. Tot slot heeft eiseres opgemerkt dat zij niet is gezien of onderzocht door een verzekeringsarts b&b. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft eiseres een verslag van Mentaal Beter overgelegd.
4.3
Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek van de verzekeringsarts b&b is gebaseerd op dossierstudie, anamnese, eigen onderzoek door de (primaire) verzekeringsarts, het gestelde in het bezwaarschrift en de bezwaargronden, de overgelegde medische informatie van de GGZ en het gestelde tijdens de telefonische hoorzitting. Het onderzoek heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank op voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. De rechtbank kan eiseres dan ook niet volgen in haar standpunt dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Naar vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) maakt het achterwege laten van een lichamelijk onderzoek door een verzekeringsarts bezwaar en beroep namelijk nog niet dat er in strijd met de vereiste zorgvuldigheid is gehandeld [1] . De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de primaire verzekeringsarts eiseres wel heeft gezien en haar psychisch heeft onderzocht. Van de bevindingen van dit onderzoek door de verzekeringsarts heeft de verzekeringsarts b&b kennis genomen. Ook heeft de verzekeringsarts b&b de beschikbare medische informatie van de behandelaars van eiseres bestudeerd. Deze informatie is door de verzekeringsarts b&b meegewogen bij de bepaling van de beperkingen en mogelijkheden van eiseres.
Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt de rechtbank dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder PTSS en hartklachten. Eiseres acht zich volledig arbeidsongeschikt vanwege haar psychische klachten. De verzekeringsartsen hebben zich op het standpunt gesteld dat er bij eiseres geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden vanwege een situatie van ‘Geen Benutbare Mogelijkheden’ (GBM). Er is blijkens het dagverhaal en dagelijks activiteitenniveau geen sprake van persoonlijk en sociaal disfunctioneren op micro-, meso- en macroniveau. De rechtbank ziet in de ter zitting gegeven verklaring geen reden om hier anders over te oordelen dan de verzekeringsarts hebben gedaan. Omdat eiseres beschikt over benutbare mogelijkheden hebben de verzekeringsartsen terecht een FML opgesteld. Bij de opstelling van die FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten van eiseres rekening gehouden. De rechtbank is niet gebleken dat de verzekeringsarts b&b een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiseres en meer beperkingen had moeten aannemen. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd, geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Los van het gegeven dat deze informatie dateert van enkele maanden voor de datum in geding, waren de daarin vermelde diagnoses en klachten bekend bij de verzekeringsartsen en hebben zij hiermee rekening gehouden bij het opstellen van de FML. Daar komt bij dat ter zitting is toegelicht dat de informatie van Mentaal Beter voornamelijk is overgelegd om een inhoudelijke onderbouwing te geven van wat in de meer algemene rapportages van de GGZ staat vermeld.
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat niet is gebleken dat in de FML van 17 mei 2021 de beperkingen van eiseres zijn onderschat en dat zij meer beperkt moet worden geacht. De beroepsgrond dat eiseres volledig arbeidsongeschikt is, slaagt niet. De rechtbank overweegt in dit verband dat de verzekeringsartsen terecht zijn uitgegaan van de medisch te objectiveren beperkingen. Volgens vaste rechtspraak is de subjectieve beleving van een betrokkene van haar klachten niet beslissend bij de beoordeling van de vraag welke objectieve beperkingen vast te stellen zijn. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in voornoemde FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180), machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk) (Sbc-code 264122) en administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100).
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 3 juni 2021
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 43,79%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.

Conclusie en gevolgen

Bij ongegrond
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 24 april 2021 heeft vastgesteld op 43,79%
.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 27 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.