ECLI:NL:RBZWB:2022:6379

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
2 november 2022
Zaaknummer
02/055343-22, 03/083119-22 (gevoegd), 02/307700-21 (gevoegd)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot ISD-maatregel na mishandeling en vernielingen

Op 3 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1984 en thans gedetineerd in PI Dordrecht. De zaak betreft vier strafbare feiten, waaronder mishandeling van de moeder van de verdachte en vernielingen op een vakantiepark. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 20 oktober 2022, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdachte is beschuldigd van het mishandelen van zijn moeder door haar met een bezem op de rug te slaan en van verzet tegen de politie tijdens zijn aanhouding. Daarnaast is hij beschuldigd van het vernielen van ruiten van een frietkraam en een vakantiewoning, en van het in bezit hebben van amfetamine.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was. De officier van justitie achtte alle feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor het bezit van amfetamine. De rechtbank oordeelde dat de mishandeling en het verzet tegen de politie bewezen waren, maar sprak de verdachte vrij van het bezit van amfetamine vanwege het ontbreken van een NFI-rapport.

De rechtbank legde een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een fors strafblad had en dat eerdere maatregelen niet effectief waren gebleken. De ISD-maatregel werd noodzakelijk geacht om de kans op recidive te beperken en om de verdachte te helpen bij zijn re-integratie in de maatschappij. De rechtbank benadrukte dat de maatregel gericht is op het bieden van nazorg en ondersteuning aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/055343-22, 03/083119-22 (gevoegd), 02/307700-21 (gevoegd)
vonnis van de meervoudige kamer van 3 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd te PI Dordrecht, Kerkeplaat 25, 3313 LC Dordrecht
raadsman mr. B.M.C.F. de Groen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 oktober 2022, waarbij de officier van justitie mr. G. Smid en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De zaken met parketnummers 02/055343-22, 03/083119-22 en 02/307700-21 zijn gevoegd behandeld. De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder 02/055343-22
Feit 1:zijn moeder [slachtoffer] heeft mishandeld door met een bezem tegen haar rug te slaan;
Feit 2:verzet heeft gepleegd tegen politieambtenaren [politieagent 1] , [politieagent 2] , [politieagent 3] en [politieagent 4] ;
Onder 03/083119-22
Feit 1:een ruit van een frietkraam heeft vernield;
Feit 2:een ruit van een vakantiewoning heeft vernield;
Onder 02/307700-21
Feit 1:8,3 gram of in ieder geval een hoeveelheid amfetamine aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle feiten heeft begaan. Hij baseert zich daarbij op de aangiften, getuigenverklaringen en bevindingen in de procesdossiers. Met betrekking tot de zaak met parketnummer 02/307700-21 voert hij aan dat het ontbreken van een NFI-rapport over de aangetroffen substantie een bewezenverklaring van enige hoeveelheid amfetamine niet in de weg staat. De verklaring van verdachte ondersteunt immers de indicatieve test. De officier van justitie voert echter ook aan dat hij het begrijpt als de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen voor het aanwezig hebben van amfetamine.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder parketnummer 02/307700-21 tenlastegelegde feit. Zij voert hierbij aan dat door het ontbreken van een onderzoek aan de stof door het NFI niet vast is komen te staan welke stof verdachte aanwezig had. De verdediging verzoekt verdachte van dit feit vrij te spreken. Voor de overige feiten refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02/055343-22 feit 1:
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 5 maart 2022 bij zijn moeder thuis was. Zij heeft verklaard hoe verdachte haar met een bezemsteel op haar onderrug sloeg. Dit is bevestigd door de vader van verdachte. Hij heeft namelijk verklaard dat verdachte zijn moeder twee of drie keer met de bezem op haar rug sloeg.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich voorgaande gebeurtenissen niet kan herinneren, omdat hij onder invloed was. De rechtbank is echter van oordeel dat op basis van de aangifte en de getuigenverklaring voldoende vast is komen te staan dat verdachte zijn moeder heeft mishandeld door haar meermalen met een bezemsteel op haar rug te slaan. Zij acht het tenlastegelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
02/055343-22 feit 2:
Naar aanleiding van de onder feit 1 benoemde feiten is op 5 maart 2022 de politie bij de woning van de moeder van verdachte gekomen. Zij hebben verdachte aangehouden voor de mishandeling van zijn moeder. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [politieagent 3] blijkt dat verdachte tijdens deze aanhouding heeft tegengewerkt door zijn arm in een andere richting te bewegen. Pas nadat de verbalisant meer kracht gebruikte en de arm van verdachte overstrekte, kon verdachte worden geboeid.
Ten aanzien van dit feit heeft verdachte verklaard dat hij het zich niet kan herinneren. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen voldoende blijkt dat verdachte verzet heeft gepleegd tegen verbalisant [politieagent 3] door zich in een andere richting te bewegen.
Ook verbalisant [politieagent 1] omschrijft dat verdachte niet meewerkte aan zijn aanhouding, waardoor verbalisanten [politieagent 3] , [politieagent 4] en [politieagent 2] pepperspray en geweld hebben moeten gebruiken bij de aanhouding. Hieruit volgt dat de aanhouding in zijn geheel moeizaam verliep en dat alle verbalisanten moeite hadden om verdachte aan te houden. [politieagent 1] spreekt echter niet over het in de andere richting bewegen, terwijl alleen dit element is opgenomen in de tenlastelegging. Om die reden kan deze specifieke handeling uitsluitend worden bewezen ten aanzien van verbalisant [politieagent 3] . De rechtbank acht dan ook het verzet tegen verbalisant [politieagent 3] wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte partieel vrijspreken ten aanzien van het verzet tegen de andere verbalisanten.
03/083119-22 feit 1
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 3 april 2022 verbleef op [naam vakantiepark] te Weert. Door de beveiliger van het park is aangifte gedaan van de vernieling van een ruit van de frietkraam. De getuige heeft omschreven hoe een man hard tegen de ruit van de frietkraam sloeg, waarna de ruit kapot was. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij veel te hard op de ruit van de snackbar heeft geklopt. Het was niet zijn bedoeling dat de ruit kapot zou gaan.
De rechtbank stelt vast dat het een feit van algemene bekendheid is dat ruiten kapot kunnen gaan wanneer daar te hard op geklopt of geslagen wordt. Afhankelijk van de kracht waarmee op een ruit wordt geklopt is de kans dat de ruit kapot gaat aanmerkelijk. Door
- zoals verdachte het zelf noemt - “veel te hard” op de ruit te slaan, heeft verdachte welbewust de aanmerkelijke kans dat de ruit kapot zou gaan aanvaard. Hiermee heeft hij het voorwaardelijke opzet op de vernieling gehad. Om die reden acht de rechtbank de vernieling van de ruit van de frietkraam wettig en overtuigend bewezen.
03/083119-22 feit 2
Nadat verdachte de ruit bij de frietkraam heeft vernield, is hij teruggegaan naar vakantiehuisje [huisnummer] op het [naam vakantiepark] . Uit zijn eigen verklaring blijkt dat hij zijn toegangspas voor de vakantiewoning was kwijtgeraakt. Om toch binnen te kunnen slapen, heeft hij met de parasolvoet een ruit van de vakantiewoning gebroken. De beveiliger van het vakantiepark heeft gezien dat de ruit was gebroken en hiervan aangifte gedaan.
De rechtbank acht gelet op voornoemde aangifte en de verklaring van verdachte het feit wettig en overtuigend bewezen.
02/307700-21
Op 12 november 2021 is verdachte in Breda aangehouden en gefouilleerd. Bij de fouillering is een zakje met een witkleurige pasta-achtige substantie aangetroffen met een brutogewicht van 9,3 gram. De substantie is indicatief getest en daaruit bleek dat de substantie amfetamine zou bevatten. Verdachte is over de substantie gehoord en heeft hierover verklaard dat het niet alleen amfetamine was, maar ook paracetamol en antidepressiva. Hij verklaarde er niets van genomen te hebben.
De rechtbank stelt vast dat een NFI-rapport over de samenstelling van de aangetroffen substantie ontbreekt. Om die reden kan zij niet vaststellen of verdachte amfetamine aanwezig heeft gehad. De indicatieve test is hiervoor onvoldoende. Gelet hierop moet verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/055343-22
1
op 5 maart 2022 te Breda zijn moeder, [slachtoffer] , heeft mishandeld door met een bezem, meermalen, op de rug van die [slachtoffer] te slaan;
2
op of omstreeks 5 maart 2022 te Breda, zich heeft verzet tegen ambtenaar van Politie Zeeland-West-Brabant, [politieagent 3] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten door in een andere richting te bewegen dan voormelde politieambtenaar hem wilde bewegen;
03/083119-22
1
op 3 april 2022 in de gemeente Weert opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een frietkraam, die aan [naam vakantiepark] , toebehoorde heeft vernield;
2
op 3 april 2022 in de gemeente Weert opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van het huisje met nummer [huisnummer] , die aan [naam vakantiepark] , toebehoorde heeft vernield.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: isd-maatregel).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte te volstaan met een voorwaardelijke isd-maatregel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten. In de eerste plaats heeft hij geweld gebruikt tegen zijn moeder in haar eigen woning. Uit de aangifte en de getuigenverklaring blijkt dat zij doodsbang voor haar eigen zoon het balkon op is gevlucht. Toen de politie vervolgens kwam, heeft verdachte zich ook nog verzet tegen zijn aanhouding. Uit het dossier blijkt hoe groot de impact van de feiten op de andere betrokkenen is geweest. Nog geen maand later is verdachte wederom met de politie in aanraking gekomen vanwege twee vernielingen op het vakantiepark waar hij verbleef. Deze vernielingen hebben schade en overlast opgeleverd voor het park en personen die met de feiten werden geconfronteerd.
Ter terechtzitting heeft de verdediging een beeld geschetst van de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank begrijpt dat verdachte veel heeft meegemaakt en dat hij daardoor in grote problemen is gekomen. Dit rechtvaardigt echter niet de pijn, schade en overlast die hij anderen toebrengt. Onderhavige feiten moeten dan ook worden afgestraft. Die straf zal de kans op herhaling moeten beperken en ook aan moeten sluiten op wat verdachte nodig heeft.
De rechtbank stelt vast dat verdachte een fors strafblad heeft. Er is sprake van recidive en verdachte liep in meerdere proeftijden van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen. Door middel van bijzondere voorwaarden is geprobeerd verdachte weer op het juiste pad te krijgen, maar dit alles heeft niet voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd.
De reclassering heeft onderzoek gedaan naar verdachte. In haar rapport van 14 oktober 2022 heeft zij geadviseerd om aan verdachte een onvoorwaardelijke isd-maatregel op te leggen. De reclassering ziet geen andere mogelijkheid om het recidiverisico te beperken en voor stabiliteit en een positieve gedragsverandering bij verdachte te zorgen. De reclassering is in haar advies zelfs al uitgebreid ingegaan op hoe de isd-maatregel er voor verdachte uit zou kunnen gaan zien. Hierbij is benadrukt dat de maatregel twee jaren zou moeten duren, maar dat het niet de bedoeling is dat verdachte gedurende twee jaren in detentie zal verblijven.
Verdachte heeft ter zitting duidelijk uitgelegd dat hij geen onvoorwaardelijke isd-maatregel opgelegd wil krijgen. Hij wil nazorg, huisvesting en een dagbesteding. Hij wil echter ook de vrijheid om zijn eigen keuzes daarin te kunnen maken. Bovendien wil verdachte in Breda kunnen verblijven in de buurt van zijn familie.
Deskundige [reclasseringsambtenaar] van de reclassering heeft ter zitting toegelicht dat zij bij het opstellen van het advies ook contact heeft gehad met de eerdere begeleiders van verdachte. Zij heeft rekening gehouden met hun bevindingen en inschattingen over de mogelijkheden die er nog voor verdachte zijn. De deskundige heeft aangevoerd dat alle nazorg en hulp die verdachte wenst in het kader van de onvoorwaardelijke isd-maatregel kunnen worden geboden. Daarnaast is het alleen bij de onvoorwaardelijke isd-maatregel mogelijk om een traject in Breda op te starten. Naar de mening van de deskundige is de forse druk van de isd-maatregel en de duur van maatregel nodig om tot een goed resultaat te komen voor verdachte. Daarnaast heeft zij benadrukt dat de reclasseringsinstellingen een toezicht in het kader van bijzondere voorwaarden onuitvoerbaar achten.
De rechtbank zal in haar oordeel over het al dan niet opleggen van de isd-maatregel rekening houden met twee elementen. In de eerste plaats moet voldaan worden aan alle eisen die zijn gesteld aan het opleggen van een isd-maatregel. In de tweede plaats moet de rechtbank beoordelen of een isd-maatregel ook passend is.
De rechtbank stelt vast dat voldaan wordt aan alle eisen die de wet aan het opleggen van een isd-maatregel stelt. Voor de vier bewezenverklaarde misdrijven is voorlopige hechtenis toegelaten. Verdachte is bovendien in de vijf jaren voorafgaand aan deze misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf veroordeeld. Onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen. Voorts is voldaan aan de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers nu over een periode van vijf jaren meer dan tien processen-verbaal tegen verdachte zijn opgemaakt, waarvan tenminste één in het peiljaar (afgelopen kalenderjaar). Daarnaast blijkt uit het rapport van de reclassering dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Er kan dus aan verdachte een isd-maatregel worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een isd-maatregel ook passend en noodzakelijk is voor verdachte. Andere of lichtere sancties zijn eerder onvoldoende effectief gebleken. Verdachte heeft niet (voldoende) meegewerkt aan toezicht en bijzondere voorwaarden. Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis in onderhavige zaak heeft hij nogmaals een kans gekregen, maar ook die kans heeft hij niet voldoende gegrepen. Uit de verklaring ter zitting blijkt de rechtbank dat verdachte geen eigen verantwoordelijkheid neemt, maar het mislopen van eerdere kansen steeds bij anderen legt. De rechtbank heeft er dan ook geen vertrouwen in dat een kader met meer vrijheid voor verdachte kan slagen. Hoewel verdachte geen onvoorwaardelijke isd-maatregel wenst, sluit de inhoud van de maatregel precies aan op de inhoudelijke wensen van verdachte. De isd-maatregel is volledig gericht op het op een zorgvuldige manier terugbrengen van veroordeelden in de maatschappij. Juist binnen deze maatregel is er onder begeleiding van een casemanager ruimte voor nazorg, het vinden van huisvesting en het opstarten van een dagbesteding. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het strakke kader van de isd-maatregel nodig heeft om daadwerkelijk een nieuwe start te kunnen maken en het verleden achter zich te laten. Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte een isd-maatregel voor de duur van twee jaren op.
Verdachte heeft voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak in voorlopige hechtenis verbleven. Normaliter wordt de voorlopige hechtenis in mindering gebracht op een opgelegde sanctie. De rechtbank is echter van oordeel dat het noodzakelijk is dat de isd-maatregel de volledige twee jaren zal duren. Uit het advies van de reclassering blijkt immers dat die gehele duur noodzakelijk is voor het succesvol re-integreren in de maatschappij. De voorlopige hechtenis wordt dan ook niet in mindering gebracht op de duur van de isd-maatregel.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 57, 180, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder parketnummer 02/307700-21 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Onder 02/055343-22
Feit 1:mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder;
Feit 2:wederspannigheid;
Onder 03/083119-22
Feit 1:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen;
Feit 2:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor 2 jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Riet, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en mr. S.W.M. Speekenbrink rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 november 2022.
Mr. Van Riet en mr. Speekenbrink zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.