Op 3 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1984 en thans gedetineerd in PI Dordrecht. De zaak betreft vier strafbare feiten, waaronder mishandeling van de moeder van de verdachte en vernielingen op een vakantiepark. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 20 oktober 2022, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdachte is beschuldigd van het mishandelen van zijn moeder door haar met een bezem op de rug te slaan en van verzet tegen de politie tijdens zijn aanhouding. Daarnaast is hij beschuldigd van het vernielen van ruiten van een frietkraam en een vakantiewoning, en van het in bezit hebben van amfetamine.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was. De officier van justitie achtte alle feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor het bezit van amfetamine. De rechtbank oordeelde dat de mishandeling en het verzet tegen de politie bewezen waren, maar sprak de verdachte vrij van het bezit van amfetamine vanwege het ontbreken van een NFI-rapport.
De rechtbank legde een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een fors strafblad had en dat eerdere maatregelen niet effectief waren gebleken. De ISD-maatregel werd noodzakelijk geacht om de kans op recidive te beperken en om de verdachte te helpen bij zijn re-integratie in de maatschappij. De rechtbank benadrukte dat de maatregel gericht is op het bieden van nazorg en ondersteuning aan de verdachte.