Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Intrum Nederland B.V.,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak heeft Intrum Nederland B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeert, met betrekking tot onbetaalde energiekosten. De vordering betreft een bedrag van € 2.188,24, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten, voortvloeiend uit een energieovereenkomst die op naam van de gedaagde is gesloten met Vattenfall Sales Nederland. De overeenkomst is gesloten op 5 september 2019 en de gedaagde betwist de geldigheid van deze overeenkomst, stellende dat zij slachtoffer is van identiteitsfraude. De kantonrechter heeft de procesgang en de ingediende stukken beoordeeld, waaronder de dagvaarding, de conclusie van antwoord, en de conclusie van repliek.
De feiten tonen aan dat Vattenfall een jaarafrekening heeft gestuurd aan de gedaagde en dat de vordering op haar is gecedeerd aan Intrum Nederland. De gedaagde heeft echter aangevoerd dat zij nooit een overeenkomst met Vattenfall heeft gesloten en dat haar identiteit is misbruikt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen bewijs is geleverd dat de gedaagde niet de overeenkomst heeft gesloten, en dat de gedaagde onvoldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van identiteitsfraude. De kantonrechter heeft de vordering van Intrum Nederland voor een deel toegewezen, maar de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten zijn afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 1.796,31 aan Intrum Nederland, vermeerderd met rente, en heeft de gedaagde in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitgesproken op 8 juni 2022.