In deze zaak heeft eiser, woonachtig in [plaatsnaam], een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de aanschaf van een laptop. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg heeft deze aanvraag in een besluit van 19 mei 2020 afgewezen, met als reden dat de kosten niet noodzakelijk zouden zijn. Eiser heeft vervolgens bezwaar gemaakt, waarop het college in een bestreden besluit van 27 augustus 2020 de bezwaren gegrond heeft verklaard, maar slechts een lening van € 449,- voor de laptop heeft verleend. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit.
De rechtbank heeft op 10 februari 2022 de zaak behandeld. Eiser heeft aangevoerd dat hij geen financiële middelen heeft om de laptop aan te schaffen, die hij nodig heeft voor het volgen van Nederlandse lessen. Hij stelt dat zijn cognitieve vaardigheden ontoereikend zijn om dit zelfstandig in een bibliotheek te doen en dat de coronapandemie zijn mogelijkheden om ergens te werken heeft beperkt. Eiser verzoekt om bijstandsverlening om niet, in plaats van een lening.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 35 van de Participatiewet bijzondere bijstand kan worden verleend als de aanvrager niet beschikt over de middelen om noodzakelijke kosten te dekken. De rechtbank concludeert dat het college niet verplicht was om bijzondere bijstand om niet te verlenen, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de kosten van de laptop niet uit zijn bijstandsuitkering kan voldoen. De rechtbank wijst erop dat de omstandigheden die eiser aanvoert niet als bijzondere omstandigheden kunnen worden aangemerkt. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.