Op 1 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 9 oktober 2020 te Langeweg, gemeente Moerdijk. De verdachte kon zijn voertuig niet tijdig tot stilstand brengen en botste achterop een motorrijder, die hierdoor letsel opliep, waaronder een gebroken pols. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 18 januari 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte verschillende juridische varianten van schuld in het verkeer, met als kern de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primair tenlastegelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, omdat er te weinig onderzoek was gedaan naar de exacte toedracht van het ongeval. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit, maar achtte het subsidiaire feit, het veroorzaken van gevaar en hinder op de weg, wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 500,- of 10 dagen hechtenis, zonder een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, omdat de overtreding langer geleden had plaatsgevonden en de verdachte sindsdien geen andere verkeersfouten had begaan.
De beslissing is gebaseerd op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. Het vonnis is uitgesproken ter openbare zitting op 1 februari 2022 door de meervoudige kamer van de rechtbank.