ECLI:NL:RBZWB:2022:6789

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
AWB- 20_8529
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering IVA-uitkering door UWV en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, waarin haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) werd geweigerd. Eiseres, die eerder een WIA-uitkering ontving, heeft sinds 2014 te maken met lichamelijke en psychische klachten die haar arbeidsvermogen beïnvloeden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om het UWV in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verkrijgen van de psychiater van eiseres. Na het indienen van aanvullende rapportages door het UWV, heeft de rechtbank de zaak op 19 september 2022 gesloten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet kan worden gevolgd in haar stelling dat het UWV haar klachten bagatelliseert. De rechtbank oordeelt dat op basis van de objectiveerbare klachten is vastgesteld dat eiseres geen benutbare mogelijkheden heeft, maar dat er van haar verwacht mag worden dat zij alle behandelmogelijkheden aangrijpt om haar klachten te verminderen. De rechtbank concludeert dat het UWV voldoende onderbouwd heeft waarom eiseres op de datum in geding wel volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 14 november 2022, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8529 WIA

uitspraak van 14 november 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. E. Türk,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 4 augustus 2020 (bestreden besluit) van het UWV over de weigering aan haar een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 8 december 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [woordvoerder verweerder] .
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om het UWV nadere informatie te laten inwinnen. Op 11 mei 2022 heeft het UWV een brief van psychiater [naam psychiater] van 22 maart 2022 en een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van 7 mei 2022 overgelegd. Eiseres heeft daar op 11 juli 2022 op gereageerd.
Nadat geen van de partijen, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft aangegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek op 19 september 2022 gesloten.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met twee weken verlengd.

Feiten en omstandigheden

1. Eiseres is werkzaam geweest als montagemedewerker in WSW-verband voor 20 uur per week. Voor dat werk is zij op 2 januari 2014 uitgevallen met lichamelijke klachten. Later zijn ook psychische klachten ontstaan.
Bij besluit van 12 november 2015 heeft het UWV met ingang van 31 december 2015 een WIA-uitkering aan eiseres toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Eiseres heeft hier bezwaar tegen gemaakt, omdat zij van mening is dat zij aanspraak kan maken op een IVA-uitkering. Bij besluit van 28 januari 2016 heeft het UWV het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft hier beroep tegen ingesteld. Bij uitspraak van 21 oktober 2016 [1] heeft deze rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
In het kader van een herbeoordeling heeft het UWV bij besluit van 29 november 2016 de uitkering van eiseres ongewijzigd voortgezet. Eiseres heeft daar bezwaar tegen gemaakt. Bij besluit van 29 juni 2017 heeft het UWV het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft ook hier beroep tegen ingesteld. Bij uitspraak van 26 april 2018 [2] heeft deze rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen beide bovengenoemde uitspraken van deze rechtbank hoger beroep ingesteld. Bij uitspraak van 9 mei 2019 [3] heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) de hoger beroepen ongegrond verklaard. De aangevallen uitspraken zijn bevestigd.
Op 21 maart 2018 heeft eiseres het UWV verzocht om een herbeoordeling, omdat sprake zou zijn van toegenomen en duurzame psychische klachten. Bij besluit van 22 augustus 2018 heeft het UWV vastgesteld dat eiseres onveranderd 80-100% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dat besluit. Bij besluit van 29 januari 2019 heeft het UWV het bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 26 september 2019 [4] heeft deze rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De CRvB heeft het hiertegen door eiseres ingestelde hoger beroep bij uitspraak van 19 mei 2021 [5] ongegrond verklaard.
Op 19 december 2019 heeft Orionis als eigenrisicodrager het UWV verzocht de WIA-uitkering van eiseres opnieuw te beoordelen. Bij besluit van 9 maart 2020 (primair besluit) heeft het UWV vastgesteld dat eiseres ongewijzigd 80-100% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Wettelijk kader

2. In artikel 4, eerste lid, van de WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.

Beoordeling

3. De CRvB heeft in zijn uitspraak van 4 februari 2009 [6] geoordeeld dat de verzekeringsarts zich een oordeel dient te vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de WIA. Hierbij moet hij een inschatting maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar na het ontstaan van het recht op uitkering en in de periode daarna dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de medische situatie van de verzekerde op de datum in geding. Indien die inschatting berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
4. In een rapport van 3 augustus 2020 heeft een verzekeringsarts b&b van het UWV gesteld dat er nog therapiemogelijkheden voor de problematiek van eiseres zijn. Er moeten instellingen zijn waaraan ook Turks sprekende behandelaren verbonden zijn. Motivatie speelt een belangrijke rol bij de behandelmogelijkheden. Er kan sprake zijn van een (onbewuste) secundaire ziektewinst, omdat vermindering van klachten en beperkingen met zich meebrengt dat allerlei sociale rollen (waaronder de arbeidsrol) weer opgepakt moeten worden. Eiseres wordt nu in vele opzichten ontlast door het systeem (onder andere door haar ex-echtgenoot), waardoor zij niet geprikkeld wordt om haar eigen grenzen en mogelijkheden te verkennen. Dat werkt een passieve coping in de hand. Eiseres wordt niet intensief begeleid; zij heeft eenmaal per drie maanden een gesprek met de psychiater en een wekelijks gesprek thuis met een SPV-er. De braakneigingen leiden niet tot daadwerkelijk veel braken en gewichtsreductie. De kinderen kunnen tijdelijk bij de ex-echtgenoot van eiseres vertoeven. Indien de lijdensdruk zo hoog is bij eiseres, zou een tijdelijke opname geen spelbreker hoeven te zijn. Het voeren van een huishouding met twee kinderen van 9 en 12 jaar kan de verzekeringsarts b&b bovendien moeilijk rijmen met het gestelde geringe functioneren op micro- en mesoniveau.
5. Eiseres heeft aangevoerd dat het UWV haar klachten bagatelliseert. Dat zij niet gemotiveerd is om therapie te volgen is een aanname die niet geobjectiveerd wordt. Ook is er geen indicatie dat zij de arbeidsrol niet op wil pakken. Eiseres meent dat zij daartoe medisch gezien geen mogelijkheden heeft vanwege haar lichamelijk en psychische beperkingen – voor uitval werkte zij niet voor niets in WSW-verband. Dat zij niet intensief begeleid wordt, maakt niet dat geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. De PIT-begeleiding in de thuissituatie houdt bovendien meer in dan een wekelijks gesprek thuis. Deze heeft tot doel eiseres te ondersteunen en hulp en begeleiding te geven bij het organiseren van haar huishouden en administratie, structuur aan te brengen, het leren omgaan met haar beperkingen en haar medicijngebruik. Het UWV heeft de stelling dat er therapiemogelijkheden zijn en dat er instellingen zijn voor de problematiek van eiseres waaraan ook Turks sprekende behandelaren verbonden zijn niet nader onderbouwd. Eiseres neemt aan dat haar psychiater daarvan op de hoogte zou zijn en haar daarnaar toe zou doorverwijzen als dat inderdaad het geval was. Voor wat betreft de braakneigingen gaat het om het misselijk voelen wat gepaard gaat met kokhalzen, alleen komt er niets uit. Daarnaast voelt eiseres zich ook duizelig en heeft door de heftigheid de angst om te stikken. Er ontstaat een paniekaanval. Er is ook een angststoornis bij haar vastgesteld.
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres vier jaar onder behandeling is geweest bij psychiater [naam psychiater] . Zij heeft verschillende brieven van deze psychiater overgelegd, ook in voorgaande procedures. In een brief van 9 augustus 2018 stelt [naam psychiater] dat een klinische opname voor diagnostiek en stabilisatie een mogelijke interventie is die de ontstane impasse in de behandeling kan doorbreken. Hij acht doorverwijzing naar een specialistisch derdelijns centrum geïndiceerd en heeft eiseres advies gegeven voor verwijzing naar een tertiair SOLK centrum ( [naam SOLK centrum] ) of een klinische opname voor diagnostiek en stabilisatie. In een brief van 16 mei 2019 stelt [naam psychiater] vervolgens dat na bespreking van de casus met intaketeams van [naam SOLK centrum] werd afgezien van aanmelding gezien de grote taalbarrière, die maakt dat er geen feitelijke behandeling mogelijk is. Daarbij wordt ook nog opgemerkt dat een verwijzing naar een tertiair SOLK centrum na overleg geen optie blijkt, omdat eiseres de Nederlandse taal slecht beheerst en er geen mogelijkheid tot psychotherapie is.
7. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, omdat nadere informatie van psychiater [naam psychiater] noodzakelijk werd geacht voor de beoordeling van deze zaak. Het UWV heeft die informatie opgevraagd. In de door het UWV overgelegde brief van [naam psychiater] van 22 maart 2022 staat dat de behandeling van eiseres in 2019 is afgesloten en dat hij enkel informatie kan verschaffen aan de hand van het dossier. Daaruit blijkt dat in 2019 een verwijzing naar een tertiair centrum SOLK overwogen is, maar dat na bespreking van de casus met het intaketeam van [naam SOLK centrum] werd afgezien van aanmelding vanwege de ingeschatte beneden gemiddelde/matige begaafdheid van eiseres en bovenal haar slechte taalbeheersing. Door die combinatie werd ingeschat dat er feitelijk geen behandeling mogelijk zou zijn. Om diezelfde reden werd afgezien van een klinische opname. In 2019 werd de behandeling van cure overgeschakeld op care. In de prognose werd toen ernstig rekening gehouden met ‘chronische aanwezigheid van klachten die haar substantieel belemmeren’.
8. Een verzekeringsarts b&b heeft deze laatste informatie van de psychiater beoordeeld. In zijn rapportage van 7 mei 2022 stelt hij dat de informatie die [naam psychiater] weergeeft bekend was. [naam psychiater] zag de beneden gemiddelde intelligentie van eiseres niet als een contra-indicatie voor een eventuele verwijzing naar een tertiair centrum SOLK. Het verder zoeken bij andere behandelcentra was in deze op zijn plaats geweest om te onderzoeken of daar Turks sprekende behandelaren aanwezig waren. De argumenten die [naam psychiater] geeft om over te gaan van cure naar care laten zien dat niet alles is geprobeerd.
In reactie hierop heeft eiseres gesteld dat zij ervan uitgaat dat [naam psychiater] , die zelf Turks spreekt, ervan op de hoogte zou zijn als er Turks sprekende behandelaren bij de genoemde centra zijn, te meer nu deze schaars zijn. Ook zal dit ter sprake zijn gekomen bij de bespreking van de casus met het intaketeam van [naam SOLK centrum] . Verder hanteren de centra nagenoeg dezelfde voorwaarden om iemand in behandeling te nemen. Als eiseres niet in aanmerking komt voor behandeling bij [naam SOLK centrum] , dan zal zij ook niet in aanmerking komen voor behandeling bij een van de andere centra. Zij is dan ook van mening dat er geen behandelmogelijkheden zijn en dat zij een IVA-uitkering behoort te krijgen.
9. De rechtbank stelt voorop dat eiseres niet gevolgd kan worden in haar stelling dat haar klachten door het UWV worden gebagatelliseerd. Op basis van de objectiveerbare klachten is vastgesteld dat zij geen benutbare mogelijkheden heeft. Daarom wordt zij op medische gronden volledig arbeidsongeschikt geacht. Dat neemt niet weg dat van eiseres verwacht mag worden dat zij alle behandelmogelijkheden aangrijpt om haar lichamelijke en psychische klachten (waaronder ook de braakneigingen en daarmee gepaard gaande klachten) te verminderen, indien daartoe mogelijkheden bestaan.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of er op de datum in geding (19 december 2019) nog behandelmogelijkheden zijn voor eiseres, meer specifiek de vraag of de door psychiater [naam psychiater] voorgestelde klinische opname voor diagnostiek en stabilisatie bij een tertiair SOLK centrum nog altijd een mogelijkheid is om de impasse te doorbreken. Niet in geschil is dat voor het ziektebeeld van eiseres in beginsel behandeling mogelijk is in een dergelijk centrum. Volgens eiseres is dit voor haar geen optie, omdat er geen Turks sprekende artsen aan deze centra verbonden zijn. Dat blijkt echter niet uit de informatie van [naam psychiater] . Daaruit blijkt enkel dat de slechte taalbeheersing van eiseres voor [naam SOLK centrum] de hoofdreden is geweest om haar aanmelding af te wijzen. Daaruit kan echter niet de conclusie worden getrokken, en is ook niet aannemelijk, dat er bij geen enkel tertiair SOLK centrum in Nederland een Turks sprekende behandelaar aanwezig is om eiseres te behandelen. Verder heeft de CRvB in de uitspraak van 19 mei 2021 al overwogen dat eiseres de stelling van het UWV dat ook bij taalbarrières uitstekende en afdoende behandelmogelijkheden bestaan niet heeft betwist. Dit standpunt is ook in deze procedure door het UWV ingenomen en door eiseres niet gemotiveerd betwist. Naar het oordeel van de rechtbank stelt het UWV zich dan ook terecht op het standpunt dat niet gebleken is van omstandigheden die in de weg staan aan behandelmogelijkheden voor eiseres.
10. Gelet op het voorgaande heeft het UWV voldoende onderbouwd waarom eiseres op de datum in geding wel volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
11. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 14 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.