ECLI:NL:RBZWB:2022:6799
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en kostenvergoeding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 13 september 2021. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende aanwezig was, maar de heffingsambtenaar niet. De rechtbank oordeelt dat ten onrechte is uitgegaan van één proceshandeling voor de kostenvergoeding en dat er ook een punt had moeten worden toegekend voor de hoorzitting. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de wegingsfactor 'licht' (0,5) terecht heeft toegepast, maar dat de kostenvergoeding moet worden aangepast. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en bepaalt dat de heffingsambtenaar € 893,50 aan proceskosten aan belanghebbende moet betalen, evenals het griffierecht van € 49. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten en openbaar gemaakt op 15 november 2022.