In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 november 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, maar de rechtbank constateert dat de inspecteur ten onrechte een tweede uitspraak op bezwaar heeft gedaan. De rechtbank oordeelt dat deze fout geen gevolgen heeft voor de positie van belanghebbende, omdat hij niet in een betere positie kan worden gebracht door deze uitspraak te vernietigen.
Belanghebbende had in zijn aangifte geen beroep gedaan op de persoonsgebonden aftrek in verband met specifieke zorgkosten, en de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag. De rechtbank stelt vast dat de geclaimde zorgkosten van € 940 onder de drempel voor aftrek blijven, waardoor de aanslag IB/PVV 2015 terecht is vastgesteld. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De rechtbank verwijst naar relevante wetgeving en eerdere jurisprudentie ter ondersteuning van haar beslissing.