ECLI:NL:RBZWB:2022:6948

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
02-041833-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met snorfiets onder invloed van alcohol met letsel voor fietser

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 november 2022 uitspraak gedaan tegen een verdachte die bij verstek is veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol op een snorfiets. De verdachte was betrokken bij een verkeersongeval waarbij hij een groep fietsers inhaalde en in botsing kwam met de voorste fietser, die hierdoor ten val kwam en letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen onder invloed van alcohol was, maar ook geen rijbewijs had en dat de snorfiets niet verzekerd was. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 9 maanden. Voor de overtredingen werd volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf. De rechtbank concludeerde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, maar sprak hem vrij van roekeloosheid. De rechtbank baseerde haar oordeel op de feiten en omstandigheden van het geval, waarbij werd vastgesteld dat de verdachte niet voldoende had opgelet tijdens de inhaalmanoeuvre. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de feiten voldoende onderbouwd en legde de straf op in overeenstemming met de oriëntatiepunten voor straftoemeting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-041833-22
vonnis van de meervoudige kamer van 22 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 november 2022. Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. T.H. Slieker, heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een snorfiets schuld heeft gehad aan een verkeersongeval waardoor een fietser zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte was ten tijde van het ongeval onder invloed van alcohol, hij had geen rijbewijs om die snorfiets te besturen en de snorfiets bleek niet verzekerd te zijn.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.2
De bewijsoverwegingen
Met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat van roekeloosheid als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) enkel sprake is indien zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn.
Of sprake is van roekeloosheid in de zin van artikel 175, lid 2, WVW 1994 zal afhangen van de specifieke omstandigheden van het geval. Mede met het oog op het straf verhogende effect van dit bestanddeel moeten daarom aan de vaststelling dat sprake is van roekeloosheid, als zwaarste vorm van schuld, grenzend aan opzet, bepaaldelijk eisen worden gesteld.
Uit de bewijsmiddelen is vast komen te staan dat verdachte met zijn snorfiets over de Heusdensebaan in Biezenmortel heeft gereden en dat verdachte daarbij steeds van rijstrook wisselde. Volgens de [getuige] reed verdachte dan weer op de weg en dan weer op het fietspad. Uit onderzoek na het ongeval is vast komen te staan dat verdachte te veel had gedronken om aan het verkeer deel te nemen. Ook bleek hij niet in het bezit te zijn van een rijbewijs om een snorfiets te besturen en was de snorfiets waarop hij reed niet door hem verzekerd.
Op het fietspad voor verdachte reden vier fietsers en deze fietsers reden keurig twee aan twee achter elkaar. Verdachte heeft bij zijn inhaalmanoeuvre van de vier fietsers, terwijl hij zijn hoofd had gedraaid in de richting van- en keek naar de twee dames die achteraan fietsten, te vroeg weer naar rechts gestuurd en is daardoor in botsing gekomen met de fietser die linksvoor reed. Deze fietser, [slachtoffer] , is door deze botsing ten val gekomen en heeft door die val ernstig letsel opgelopen.
Deze omstandigheden leiden ertoe dat de rechtbank tot het oordeel komt dat verdachte, zoals is tenlastegelegd, “aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend” heeft gereden. Deze omstandigheden zijn echter niet toereikend voor het oordeel dat de verdachte zeer onvoorzichtig en oplettend danwel “roekeloos” in voornoemde zin heeft gereden. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de tenlastegelegde “roekeloosheid” en “zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag” in het onder 1 primair tenlastegelegde.
Met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde “zwaar lichamelijk letsel” is de rechtbank van oordeel dat niet vast is komen te staan dat het letsel ontstaan door de botsing tussen verdachte en [slachtoffer] en de val die [slachtoffer] vervolgens heeft gemaakt, als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Daartoe overweegt de rechtbank dat hetgeen uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel, gezien de jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt, ontoereikend is om het letsel aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. De verdachte zal daarom ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Wel kan op grond van de bewijsmiddelen vastgesteld worden dat dit letsel zodanig was dat er een tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte bij de inhaalmanoeuvre van de vier fietsers wel aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Verdachte heeft daarmee schuld gehad aan de botsing met [slachtoffer] en het daaruit voortgekomen letsel. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onder 1 primair tenlastegelegde, met uitzondering van de hiervoor genoemde bestanddelen, wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat ook voor de feiten 2, 3 en 4 voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van die feiten.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. primair:
op 13 mei 2021 te Biezenmortel, gemeente Tilburg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een snorfiets, daarmede rijdende over de weg, de Heusdensebaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend, na het gebruik van alcoholhoudende drank, is gaan rijden, en is gaan rijden terwijl voor verdachte door de daartoe bevoegde autoriteit geen rijbewijs was afgegeven voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie waartoe bovenstaand motorrijtuig behoorde, en
is gaan rijden terwijl voor bovenstaand motorrijtuig een wacht op keuren status gold welke was afgegeven door het RDW, en te rijden zonder zich er bij voortduring voldoende van te vergewissen dat de weg voor en naast hem, verdachte, vrij was en vrij zou blijven, en naar rechts te sturen terwijl zich hier een fietser op de weg bevond en in botsing te komen met deze fietser en diens fiets, waardoor deze fietser (genaamd [slachtoffer] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
derde lidvan de Wegenverkeerswet 1994;
2
op 13 mei 2021 te Biezenmortel, gemeente Tilburg, als bestuurder van een motorrijtuig, (snorfiets), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8,
derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,55 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn,
terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder dat aan hem een rijbewijs was afgegeven;
3
op 13 mei 2021 te Biezenmortel, gemeente Tilburg als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets) heeft gereden op de weg, de Heusdensebaan, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
4
op omstreeks 13 mei 2021 te Biezenmortel, gemeente Tilburg als bezitter althans houder in de zin van artikel 2 tweede lid van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, voor een motorrijtuig (snorfiets), gekentekend [kenteken] , dat in het kentekenregister was ingeschreven en tenaamgesteld, niet een verzekering overeenkomstig genoemde Wet had gesloten en in stand gehouden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 13 mei 2021 met zijn snorfiets deelgenomen aan het verkeer, terwijl hij een te hoog alcoholpromillage in zijn bloed had. Daarnaast had verdachte geen rijbewijs om een snorfiets te besturen en was de snorfiets waar hij op reed niet verzekerd. Tijdens de rit die verdachte heeft gemaakt viel zijn rijgedrag op en heeft in ieder geval één weggebruiker zich afgevraagd of dat wel goed zou gaan met verdachte in het verkeer en het door hem vertoonde rijgedrag. Kort daarna bleek dat die weggebruiker gelijk heeft gekregen. Verdachte heeft bij een inhaalmanoeuvre van vier fietsers onvoldoende opgelet, heeft te vroeg naar rechts gestuurd en is daardoor met één van de fietsers in botsing gekomen. Die fietser is daardoor ten val gekomen en heeft dusdanig letsel opgelopen dat hij voor langere tijd uit de running is geweest en, blijkens de slachtofferverklaring nog steeds klachten heeft. Dit alles is naar het oordeel van de rechtbank te wijten aan de schuld van verdachte en verdachte verdient voor de bewezenverklaarde misdrijven onder 1 en 2 dan ook een forse straf. De rechtbank zal bij het bepalen van die straf de “oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken” als uitgangspunt nemen. Op grond van die uitgangspunten komt de rechtbank tot een taakstraf van 120 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 9 maanden. De rechtbank ziet geen aanleiding om van die uitgangspunten in het voor- of in het nadeel van verdachte af te wijken en ook het feit dat verdachte mogelijk vertrokken is naar zijn geboorteland is naar het oordeel van de rechtbank geen beletsel om aan verdachte die taakstraf op te leggen, aangezien de uitvoering van de straf aan Roemenië kan worden overgedragen.
Voor wat betreft de bewezenverklaarde overtredingen is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat deze feiten voldoende zijn meegenomen in de straf die voor de feiten 1 en 2 wordt opgelegd en de rechtbank zal verdachte dan ook voor beide overtredingen schuldig verklaren, maar geen straf opleggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 6, 8, 107, 175, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 30, 36 en 42 van de Wet op de aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en terwijl degene die schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, derde lid, van deze wet;
feit 2: Overtreding van artikel 8, derde lid, aanhef en onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3: Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 4: Als bezitter voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen sluiten en in stand houden;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Voor de feiten 1 primair en 2:
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 9 maanden;
Voor de feiten 3 en 4:
- bepaalt dat
geen straf of maatregel wordt opgelegd voor de feiten 3 en 4.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.M. Collombon, voorzitter, mr. A. Hello en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van F.J.M. Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 november 2022.