ECLI:NL:RBZWB:2022:7014

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
AWB- 22_1929
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van recht bij AVG-verzoek en niet-ontvankelijkheid van beroep

In deze zaak heeft eiser, woonachtig in Arnhem, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek verzocht om uitsluitsel over de verwerking van zijn persoonsgegevens en om inzage in die gegevens. Eiser heeft meerdere verzoeken ingediend, maar het college heeft zijn verzoeken afgewezen op basis van het niet kunnen vaststellen van zijn identiteit. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek en tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft eerder in een andere uitspraak geoordeeld dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk was en het college opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Eiser heeft echter geen bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn AVG-verzoek, maar heeft enkel verzocht om dwangsommen.

De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of het beroep ontvankelijk is. Hierbij is vastgesteld dat eiser misbruik heeft gemaakt van zijn recht om beroep in te stellen. Eiser heeft in het verleden vergelijkbare verzoeken ingediend bij meerdere gemeenten, wat de rechtbank deed concluderen dat zijn intentie niet gericht was op het verkrijgen van inzage in zijn persoonsgegevens, maar op het verkrijgen van dwangsommen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er zwaarwichtige redenen zijn om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, omdat eiser zijn bevoegdheid om beroep in te stellen misbruikt heeft. De rechtbank heeft daarom het beroep tegen het besluit van 22 februari 2022 niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1929

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek, verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1.1
Eiser heeft het college bij brief van 29 april 2020 verzocht om hem uitsluitsel te geven of er hem betreffende persoonsgegevens bij de gemeente Hilvarenbeek worden verwerkt en om, wanneer dat het geval is, inzage te krijgen in die persoonsgegevens en in de overige informatie.
1.2
Eiser heeft het college bij brief van 13 juni 2020 verzocht een besluit te nemen op zijn brief van 29 april 2020. Eiser stelt dat niet tijdig is beslist en verzoekt het college hierin voortvarend te werk te gaan.
1.3
Het college heeft eiser bij brieven van 29 juni 2020 en 21 september 2020 meegedeeld dat voordat het verzoek afgehandeld kan worden, de identiteit van eiser vastgesteld moet worden. Het college verzoekt eiser om zich via een link te identificeren of door een kopie van zijn identiteitsbewijs op te sturen.
1.4
Bij besluit van 14 oktober 2020 heeft het college het verzoek van eiser afgewezen, omdat de identiteit van eiser niet vastgesteld kon worden.
1.5
Eiser heeft het college bij brief van 18 oktober 2020 verzocht een besluit te nemen naar aanleiding van zijn brief van 13 juni 2020. Eiser stelt dat niet tijdig is beslist en verzoekt het college voortvarend te werk te gaan. Het college heeft als reactie hierop bij brief van 5 november 2020 nogmaals het besluit van 14 oktober 2020 aan eiser toegezonden.
1.6
Bij brief van 30 november 2020 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een dwangsombeschikking met betrekking tot het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag van 29 april 2020.
1.7
Bij besluit van 17 december 2020 heeft het college besloten geen dwangsommen verbeurd te zijn omdat eiser niet aangemerkt kan worden als belanghebbende. Eiser heeft bij brief van 17 januari 2021 aangegeven het niet eens te zijn met de dwangsombeschikking van 17 december 2020.
1.8
De rechtbank heeft bij uitspraak van 20 mei 2021 het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard, het beroep tegen de dwangsombeschikking gegrond verklaard, het besluit van 17 december 2020 vernietigd en het college opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Het college heeft op 29 juni 2021 verzet aangetekend tegen deze uitspraak.
1.9
Eiser heeft bij brieven van 2 juli en 10 juli 2021 het college verzocht een besluit te nemen op zijn brief van 17 januari 2021. Hij stelt dat niet tijdig is beslist.
1.1
Eisers brief van 17 januari 2021 is door het college aangemerkt als een bezwaarschrift tegen het besluit van 17 december 2020. Bij besluit van 12 juli 2021 is aan eiser meegedeeld dat het bezwaar kennelijk ongegrond is.
1.11
De rechtbank heeft bij uitspraak van 1 december 2021 het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak van 20 mei 2021 blijft in stand met uitzondering van het gedeelte van het dictum waar ‘een nieuw besluit te nemen op het bezwaar’ dient te worden gelezen als ‘een nieuwe dwangsombeschikking te nemen’. De rechtbank beschouwt het besluit van 12 juli 2021 als dit (primaire) besluit. Het beroep dat eiser hiertegen heeft ingesteld, zal de rechtbank doorsturen aan het college om als bezwaar te worden behandeld.
1.12
Het college heeft bij besluit van 22 februari 2022 het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.13
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.

Ambtshalve

2.1
Voordat de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep moet de rechtbank eerst ambtshalve beoordelen of het beroep ontvankelijk is. Een beroep is onder meer niet-ontvankelijk als sprake is van misbruik van recht.
2.2
Op grond van artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek (BW), gelezen in verbinding met artikel 3:15 van het BW, kan de bevoegdheid om bij de bestuursrechter beroep in te stellen niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Deze artikelen verzetten zich tegen inhoudelijke behandeling van een bij de bestuursrechter ingesteld beroep dat misbruik van recht behelst. Ze bieden een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van een zodanig beroep. Daartoe zijn zwaarwichtige gronden vereist, die onder meer aanwezig zijn indien rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.
2.3
Een min of meer overmatig beroep op door de overheid geboden faciliteiten levert in het algemeen op zichzelf geen misbruik van recht op. Elk beroep op die faciliteiten brengt immers kosten met zich voor de overheid en benadeelt de overheid in zoverre. Wel kan het aantal malen dat een bepaald recht of een bepaalde bevoegdheid wordt aangewend, in combinatie met andere omstandigheden bijdragen aan de conclusie dat misbruik van recht heeft plaatsgevonden. [1]
2.4
Naar het oordeel van de rechtbank geeft de manier waarop eiser gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om beroep in te stellen wegens het niet toekennen van dwangsommen blijk van kwade trouw. Eiser heeft misbruik heeft gemaakt van die bevoegdheid. De rechtbank overweegt daarbij als volgt.
2.5
Eiser heeft niet alleen een AVG-verzoek gedaan bij het college van de gemeente Hilvarenbeek. Uit eerdere beroepszaken van eiser bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant blijkt dat eiser bij tenminste zes colleges van andere gemeentes in dit arrondissement AVG-verzoeken heeft gedaan, te weten bij de colleges van de gemeente Breda, Tilburg, Steenbergen, Kapelle, Tholen en Sluis. [2] Al deze beroepszaken zijn steeds aangevangen met een beroep door eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het AVG-verzoek, danwel wegens het niet tijdig nemen van een dwangsombesluit door het college van de desbetreffende gemeente.
2.6
Daar komt bij dat uit de stukken niet kan worden opgemaakt met welk doel eiser, die in Arnhem woont, bij het college van de gemeente Hilvarenbeek een AVG-verzoek heeft gedaan. Met de brieven van 29 juni en 21 september 2020 heeft het college eiser verzocht om zich te identificeren. Eiser heeft hier geen gehoor aan gegeven. Op 14 oktober 2020 heeft het college daarom het inzageverzoek afgewezen. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen de afwijzing door het college van zijn AVG-verzoek. In plaats daarvan heeft eiser het college alleen meegedeeld dat niet tijdig is beslist en heeft hij het college verzocht voortvarend te werk te gaan. Eiser heeft verzocht om dwangsommen. In de handelswijze van eiser vindt de rechtbank steun voor het oordeel dat het eiser niet te doen is geweest om inzage in de hem betreffende persoonsgegevens, maar enkel om het innen van dwangsommen.
2.7
Gelet op het vorenstaande doen zich naar het oordeel van de rechtbank in dit geval zwaarwichtige redenen als bedoeld in 2.2 voor. Eiser heeft zijn bevoegdheid om beroep in te stellen misbruikt als bedoeld in artikel 3:13, gelezen in verbinding met artikel 3:15 van het BW.

Conclusie en gevolgen

3. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het besluit van 22 februari 2022 niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier, op 23 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.