In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 november 2022 wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 145.668. De inspecteur handhaafde ook een belastingrentebeschikking van € 3.615. Belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de inspecteur. De rechtbank behandelt het beroep en onderzoekt of de aanslag terecht is opgelegd en of er sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast. De rechtbank concludeert dat belanghebbende de vereiste aangifte niet heeft gedaan, wat leidt tot omkering en verzwaring van de bewijslast. De inspecteur heeft de aanslag op een redelijke manier geschat, en belanghebbende heeft niet aangetoond dat de aanslag te hoog is vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de aanslag en de belastingrente.