In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 november 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek om schadevergoeding op grond van de Wet zorg en dwang (Wzd). De verzoekster, geboren in 1936, was onvrijwillig en zonder geldige titel opgenomen in de accommodatie van de zorgaanbieder. De rechtbank oordeelde dat de zorgaanbieder in strijd met de wet had gehandeld door verzoekster onvrijwillig op te nemen zonder een geldige rechterlijke machtiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster gedurende 163 dagen onvrijwillig was opgenomen, en heeft de zorgaanbieder veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 1.630,00, berekend op basis van € 10,00 per dag. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de zorgaanbieder niet tijdig een opvolgende rechterlijke machtiging had aangevraagd, wat leidde tot de onrechtmatige opname van verzoekster. De zorgaanbieder had erkend dat de opname onrechtmatig was, maar voerde aan dat de feitelijke situatie van verzoekster niet anders zou zijn geweest met een geldige machtiging. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het schenden van de wettelijke norm niet zonder gevolgen kan blijven, en heeft de hoogte van de schadevergoeding gematigd in vergelijking met eerdere uitspraken. De beslissing is openbaar uitgesproken, en er staat hoger beroep open.