ECLI:NL:RBZWB:2022:7403
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van beroepen tegen aanslagen reclamebelasting door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 december 2022, worden de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende voor de jaren 2018, 2019 en 2021 aanslagen reclamebelasting opgelegd, welke door belanghebbende als ongegrond werden bestreden. De rechtbank behandelt de beroepen en constateert dat de heffingsambtenaar de aanslag voor 2021 intrekt, omdat de uitspraak op bezwaar niet voldoende gemotiveerd was. De rechtbank verklaart het beroep tegen de aanslag reclamebelasting 2021 gegrond, terwijl de beroepen voor de jaren 2018 en 2019 ongegrond worden verklaard. De rechtbank oordeelt dat er een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat voor de beperking van de reclamebelasting tot het centrumgebied, en dat ondernemers in dat gebied profijt kunnen hebben van de met de reclamebelasting gefinancierde activiteiten. Tevens wordt er een schadevergoeding van € 2.500 toegekend aan belanghebbende wegens overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en de aanslag reclamebelasting voor het jaar 2021, en veroordeelt de heffingsambtenaar tot het vergoeden van het griffierecht en proceskosten aan belanghebbende.