ECLI:NL:RBZWB:2022:7424

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
9891440 OV VERZ 22-3188
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • H. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vernietiging van besluit VvE inzake balkonbeglazing

In deze zaak hebben verzoekers, beiden eigenaren van een appartement in een complex, de kantonrechter verzocht om het besluit van de Vereniging van Eigenaars (VvE) van 21 april 2022 te vernietigen. Dit besluit hield in dat de balkonbeglazing van hun appartementen als privé-eigendom werd beschouwd, terwijl verzoekers van mening zijn dat deze beglazing een gemeenschappelijke zaak is. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 20 mei 2022 werd ingediend, binnen de termijn van een maand na het besluit van de VvE. Tijdens de mondelinge behandeling waren beide partijen vertegenwoordigd door hun advocaten. De VvE voerde aan dat de balkonbeglazing niet onder de gemeenschappelijke zaken valt volgens het splitsingsreglement, en dat het besluit niet in strijd is met de wet of de statuten. De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. Hij concludeerde dat de balkonbeglazing, die oorspronkelijk verplicht was voor de bouwvergunning, na de splitsing van het appartementencomplex uitsluitend dienstbaar is aan de eigenaren van de betreffende appartementen. De rechter oordeelde dat het besluit van de VvE niet nietig of vernietigbaar was, en wees het verzoek van de verzoekers af. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 9891440 OV VERZ 22-3188
beschikking d.d. 28 november 2022
inzake

1.[verzoeker 1] ,

2.
[verzoeker 2],
beiden wonende te ( [woonadres] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoekers] ,
gemachtigde: mr. T.M. Kools, advocaat te Roosendaal,
tegen
de vereniging van eigenaars
Vereniging van Eigenaars [naam],
statutair gevestigd te [plaats] , kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: VvE [naam] ,
gemachtigde: mr. G.V.M. van den Hoven, advocaat te Breda .

1.Het verloop van het geding

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het op 20 mei 2022 ter griffie ontvangen verzoekschrift met producties;
  • het e-mailbericht van 17 juni 2022 van [verzoekers] , inhoudende een ledenlijst c.q. overzicht van de belanghebbenden in deze zaak;
  • het op 24 oktober 2022 ter griffie ontvangen verweerschrift met één productie.
  • de aantekeningen van de griffier van de gehouden mondelinge behandeling van
31 oktober 2022.
1.2.
Tijdens de gehouden mondelinge behandeling was [verzoekers] in persoon aanwezig, bijgestaan door mr. Kools voornoemd. Namens VvE [naam] waren aanwezig de heer [algemeen bestuurslid] en de heer [voorzitter] , bijgestaan door mr. Van den Hoven voornoemd. Als belanghebbenden waren aanwezig mevrouw
[belanghebbende 1] , de heer [belanghebbende 2] , de heer [belanghebbende 3] , mevrouw [belanghebbende 4] , de heer
[belanghebbende 5] en de heer [belanghebbende 6] .

2.De feiten

2.1.
Bij akte van 16 juni 2016 is het appartementencomplex [naam] , gelegen aan de [woonadres] te [plaats] , gesplitst in appartementsrechten. Bij deze splitsingsakte is ook VvE [naam] opgericht.
2.2.
In het bij de splitsingsakte behorende splitsingsreglement is onder meer bepaald (met dikgedrukt de aanpassingen ten opzichte van het Modelreglement 2006):
“(…)Artikel 17
1. Tot de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken worden onder meer gerekend, voor zover aanwezig:
a. de grond, de funderingen, de dragende muren, de kolommen, het geraamte van het gebouw, de gevels (daaronder begrepen de gevelbeplatingen en dilataties),de zonnepanelen, de balkonconstructies, de galerijen, de daken (inclusief de waterkerende lagen), de dakbedekking, de dakkapellen, de schoorstenen, de rook- en ventilatiekanalen, de vuilstortkokers, de lift- en leidingschachten, alsmede de vloeren en de wanden die de scheiding vormen tussen gemeenschappelijke gedeelten of tussen (een) gemeenschappelijk(e) gedeelte(n) en (een) privé gedeelte(n) of tussen privé gedeelten;
b. het hek- en traliewerk (voorzover geen privé tuinafscheiding), de borstweringen, de (vlucht-)trappen, de entrees, de hallen, de gangen, de trappenhuizen, de hellingbanen, de algemene bergingen, de fietsenbergingen, de containerruimten, de ruimten voor de energievoorzieningen, de liftmachines, de (stads-)verwarmingsinstallatie en de warmwaterinstallaties (voor zover geen eigendom van derden), de hydrofoorinstallaties en de vuilcontainers,een en ander voor zover het blijkens de splitsingstekening geen privégedeelte of -afscheiding betreft;
(…)
d. zowel de raamkozijnen met de glazen ramen en de sponningen als de deurkozijnen met de deuren en drempels (waaronder zijn begrepen schuifpuien met schuifdeuren) die zich bevinden in de (al dan niet aan balkons of terrassen grenzende) gevels en/of in de wanden die de scheiding vormen tussen gemeenschappelijke gedeelten of tussen (een) gemeenschappelijk(e) gedeelte(n) en een privé gedeelte, alsmede het bij een en ander behorende (standaard) hang- en sluitwerk;
2. Tot de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken worden niet gerekend:
(…)
c. al die zaken die bestemd zijn om uitsluitend te worden gebruikt door de eigenaar of gebruiker van – of uitsluitend dienstbaar zijn aan – één privé gedeelte, voor zover niet anders in het reglement vermeld of met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 als zodanig gekwalificeerd.
(…)
Artikel 45
1. De vergaderingen worden gehouden op een door het bestuur vast te stellen plaats in de gemeente waar de grond is gelegen, bij voorkeur in de nabijheid van het gebouw.
(…)
8. De oproeping ter vergadering vindt schriftelijk plaats met een termijn van tenminste vijftien dagen – de dag van oproeping en van vergadering daaronder niet gerekend – en wordt verzonden naar de werkelijke of, in overeenstemming met artikel 1:15 van het Burgerlijk Wetboek, de gekozen woonplaats van de eigenaars; zij bevat de opgave van de onderwerpen van de agenda alsmede de plaats en het tijdstip van de vergadering. Elke eigenaar is tot uiterlijk zeven dagen voor de vergadering en mits bij schriftelijke kennisgeving aan het bestuur – dan wel per fax of e-mail – bevoegd onderwerpen op de agenda te laten plaatsen. Het bestuur is alsdan verplicht onverwijld de overige eigenaars hiervan in kennis te stellen.
(…).”
2.3.
[verzoekers] is eigenaar van het appartementsrecht aan de Zorgvlietstraat 1 B 8 .
2.4.
Bij vier appartementen (waaronder het appartement van [verzoekers] ) is rondom het balkon en bij één appartement is rondom het terras op de begane grond – bij de bouw van het appartementencomplex – geluidwerende beglazing (hierna: de balkonbeglazing) aangebracht, die vanwege het verkrijgen van een omgevingsvergunning verplicht was. Diverse andere appartementen hebben de balkonbeglazing vrijwillig aangebracht. De balkonbeglazing bestaat uit in delen verschuifbare panelen.
2.5.
Voor de vergadering van VvE [naam] op 21 april 2022 is op 1 april 2022 een uitnodiging (met agenda) verzonden. Op 14 april 2022 is een aangevulde agenda verstrekt. Op de aangevulde agenda is als agendapunt 11 toegevoegd:
“(…)Balkonbeglazing
Dhr. [verzoeker 1] heeft de vergadering gevraagd een besluit te nemen over de wind- en geluidswerende beglazing. Het bestuur heeft hiervoor het volgende conceptbesluit geformuleerd:
Conceptbesluit: De vergadering besluit dat de balkonbeglazing op de balkons van de appartementen met de huisnummers !a8, 1B8, 3C1, 3C2, 3C3 geen eigendom is van de VvE, maar privé-eigendom van de betreffende woningeigenaar. Vervolgens wordt dit besluit opgenomen in het huishoudelijk reglement, waarin dan ook de voorwaarden worden opgenomen voor het verkrijgen van toestemming voor het plaatsen van balkonbeglazing.”
2.6.
Op 15 april 2022 heeft [verzoekers] een e-mailbericht verzonden aan VvE De Kijker:
“(…) Niets schetst mijn verbazing te moeten constateren dat mijn agendapunt door het bestuur volledig is aangepast aan eigen wensen en voorzien van een eigen ‘conceptbesluit’. Als ik, als lid van de VvE, een onderwerp op de agenda geplaatst wil zien, mag ik toch verwachten dat dit punt zoals door mij voorgesteld wordt geagendeerd?
(…)
Daarom vraag ik nogmaals ommijnagendapunt te agenderen (ook als is dit slechts 5 dagen voor de vergadering maar gezien het vooraf gaande lijkt dit mij wel terecht). Tevens heb ik het verzoek dedoor mij al aangeleverde informatiealsnog aan de eigenaren toe te sturen zodat de verandering zelf een weloverwogen beslissing kan nemen over dit onderwerp. Dit lijkt mij niet meer dan redelijk en billijk zo niet de normale etiquette voor een vergadering. (…).”
2.7.
Naar aanleiding van het e-mailbericht van [verzoekers] heeft VvE [naam] op
19 april 2022 het standpunt van [verzoekers] betreffende zijn agendapunt als bijlage aan de leden van VvE [naam] toegezonden.
2.8.
In de notulen van de op 21 april 2022 gehouden vergaderingen is bij agendapunt 11 vermeld:
“(…) De vergadering besluit (4228 stemmen voor, 1783 tegen, 475 onthouding) dat alle balkonbeglazing en dus ook die voor de appartementen 1A8, 1B8, 3C1, 3C2 en 3C3 als privé moet worden beschouwd. Dhr. [verzoeker 1] geeft aan dit besluit voor te leggen aan de kantonrechter.
Besluit: De vergadering besluit dat ook de geluidsweren balkonbeglazing van de huisnummers 1A8, 1B8, 3C1, 3C2 en 3C3, zoals reeds bij de bouw aangebracht, als privé-eigendom moet worden beschouwd.”

3.Het geschil

3.1.
[verzoekers] verzoekt de kantonrechter om te verklaren voor recht dat het besluit onder 11.1 van de vergadering van VvE [naam] van 21 april 2022 nietig is, althans om het besluit te vernietigen, met veroordeling van VvE [naam] in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten.
3.2.
[verzoekers] stelt dat het door VvE [naam] genomen besluit nietig is, nu dit in strijd is met het splitsingsreglement. Op basis van de bewoordingen uit artikel 17 lid 1 van dat reglement moet een redelijke uitleg van het splitsingsreglement met zich brengen dat de balkonbeglazing ook als een gemeenschappelijke zaak wordt beschouwd. [verzoekers] stelt dat tevens uit artikel 17 lid 2 van het splitsingsreglement blijkt dat de balkonbeglazing van [verzoekers] behoort tot de gemeenschappelijke zaken. Daarin is bepaald dat alle zaken die uitsluitend dienstbaar zijn aan de eigenaar van één privé-gedeelte niet onder de gemeenschappelijke zaken vallen. Nu de balkonbeglazing vereist was voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning betreft het geen zaak die uitsluitend dienstbaar is aan één eigenaar. Met de balkonbeglazing wordt de gehele gemeenschap gediend. Zonder die beglazing was er immers geen bouwvergunning verleend. Ook stelt [verzoekers] dat uit de splitsingstekening blijkt dat de balkonbeglazing is getekend buiten het gebied van het appartementsrecht van [verzoekers] , zodat ook daaruit volgt dat de beglazing een gemeenschappelijke zaak is.
[verzoekers] stelt voorts – in het geval het besluit niet nietig wordt geacht – dat het besluit vernietigbaar is. Het besluit is niet tot stand gekomen met inachtneming van artikel 45 lid 8 van het splitsingsreglement. Het agendapunt van [verzoekers] is pas zeven dagen voor de vergadering op de agenda geplaatst en de toelichting daarop is pas twee dagen voor de vergadering aan de leden toegezonden. De oproeping van de vergadering heeft daarmee niet op de juiste wijze plaatsgevonden. Het besluit is tevens vernietigbaar, nu het in strijd met de redelijkheid en billijkheid is om [verzoekers] te laten betalen voor de onderhoudskosten van de balkonbeglazing die het gemeenschappelijk belang dient van alle eigenaren. Zonder deze beglazing was er immers geen appartementencomplex gebouwd. Bovendien wenst [verzoekers] de aansprakelijkheid voor de beglazing niet alleen te dragen. Hij kan de vereiste beglazing niet verwijderen, heeft er zelf niet om gevraagd, heeft geen invloed gehad op het aanbrengen ervan en de aanwezigheid van de balkonbeglazing baat hem niet individueel.
3.3.
VvE [naam] voert verweer en verzoekt de kantonrechter om het besluit, zoals genomen onder 11.1 van de vergadering van 21 april 2022, in stand te houden en het verzoek van [verzoekers] af te wijzen, met veroordeling van [verzoekers] in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten.
3.4.
VvE [naam] legt aan haar verweer allereerst ten grondslag dat het genomen besluit niet in strijd is met het splitsingsreglement. In artikel 17 van het reglement staat balkonbeglazing niet als een gemeenschappelijke zaak genoemd. Ook een redelijke uitleg brengt niet met zich dat de balkonbeglazing onder dit artikel valt. Als het de bedoeling was geweest om de beglazing een gemeenschappelijke zaak te maken, dan had het in de lijn der verwachting gelegen om dit in het splitsingsreglement op te nemen. Bovendien kan niet worden gesteld dat de balkonbeglazing een zaak betreft die ten dienste staat van de gemeenschap. Bij de bouw van het appartementencomplex bestond er een gezamenlijk belang bij de beglazing, nu zonder die beglazing er geen omgevingsvergunning werd verleend voor de bouw van het complex. Dat belang is echter vervallen op het moment dat er een splitsing in appartementsrechten heeft plaatsgevonden. Vanaf dat moment is de beglazing uitsluitend dienstbaar aan [verzoekers] en niet (langer) ook aan andere gebruikers. Aangezien het splitsingsreglement geen uitsluitsel geeft over de balkonbeglazing, was het mogelijk om in de vergadering over de balkonbeglazing te stemmen. Dat is ook als zodanig gebeurd. Van een nietig besluit is daarom geen sprake. VvE [naam] voert ook aan dat bij de aanschaf van het appartement duidelijk was dat de beglazing onderdeel was van het appartement en het is de vrije keuze van [verzoekers] geweest om dat appartement te kopen. Vervolgens voert VvE [naam] aan dat uit de splitsingstekening blijkt dat de balkonbeglazing binnen het gebied van het appartementsrecht valt, hetgeen ook overeenstemt met de feitelijke situatie. Voor wat betreft de vernietigbaarheid van het besluit betwist VvE [naam] dat de vergadering onjuist is opgeroepen. Met inachtneming van artikel 45 lid 8 van het splitsingsreglement is het agendapunt van [verzoekers] nog tijdig toegevoegd aan de agenda. [verzoekers] is daarmee niet in zijn belangen geschaad. Dat de toelichting op het agendapunt pas twee dagen voorafgaand aan de vergadering is toegezonden, leidt niet tot een schending van de bepalingen uit het splitsingsreglement. VvE [naam] voert dan ook aan dat dit niet kan leiden tot vernietiging van het besluit. Ook de redelijkheid en billijkheid leidt er niet toe dat het besluit vernietigd moet worden. Dat de beglazing een vereiste was voor de bouw van het complex maakt niet dat deze thans nog een gemeenschappelijk doel dient. Daarbij heeft [verzoekers] er zelf voor gekozen om een appartement met balkonbeglazing te kopen. Die beglazing was op dat moment reeds onderdeel van het appartement en [verzoekers] heeft het uitsluitend gebruik van die beglazing. Andere eigenaren hebben geen profijt van het gebruik van die beglazing. Het is onredelijk als alle eigenaren moeten bijdragen in de kosten van deze beglazing, zonder dat zij daarvan het profijt hebben.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat het verzoekschrift is ontvangen op 20 mei 2022. Het verzoek is daarmee ingevolge artikel 5:130 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) binnen een maand na het genomen besluit van 21 april 2022 ingediend en derhalve tijdig gedaan. [verzoekers] kan in zijn verzoek worden ontvangen.
4.2.
[verzoekers] heeft verzocht het besluit onder 11.1 van de vergadering van 21 april 2022 nietig te verklaren dan wel te vernietigen. Op grond van artikel 5:130 lid 1 BW in verbinding artikel 2:15 BW kan een verzoek tot vernietiging van een besluit worden verzocht aan de kantonrechter. In een dergelijke procedure kan tevens een beroep op de nietigheid van dat besluit als bedoeld in artikel 2:14 BW aan de orde worden gesteld (Hoge Raad 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1275). De kantonrechter is dan ook bevoegd het (gehele) verzoek van [verzoekers] te behandelen.
4.3.
Volgens het bepaalde in artikel 2:14 BW is een besluit van een rechtspersoon dat (door inhoud of strekking) in strijd is met de wet of de statuten nietig. Het splitsingsreglement maakt onderdeel uit van de akte van splitsing.
4.4.
Hoewel [verzoekers] stelt dat een redelijke uitleg van het splitsingsreglement met zich moet brengen dat de balkonbeglazing onder artikel 17 lid 1 van dat reglement valt, volgt de kantonrechter hem daarin niet. Het had de kantonrechter in dat geval voor de hand gelegen dat deze balkonbeglazing daadwerkelijk was toegevoegd, zoals ook de zonnepanelen in artikel 17 zijn toegevoegd. Deze balkonbeglazing, die benodigd was voor de bouw van het complex, was immers op het moment van het opmaken van het splitsingsreglement reeds aanwezig. Aangezien geen omstandigheden zijn gesteld (of anderszins zijn gebleken) waaruit volgt dat bedoeld is geweest om de balkonbeglazing toe te voegen aan de gemeenschappelijke zaken zoals opgesomd in artikel 17 lid 1 van het splitsingsreglement, passeert de kantonrechter dit standpunt van [verzoekers]
4.5.
Uit artikel 17 lid 2 onder c van het splitsingsreglement volgt vervolgens dat de zaken die bestemd zijn om uitsluitend te worden gebruikt door de eigenaar – of uitsluitend dienstbaar zijn aan de eigenaar – van één privégedeelte, niet tot een gemeenschappelijke zaak worden gerekend. Geoordeeld wordt dat het in onderhavig geschil balkonbeglazing betreft, die thans uitsluitend dienstbaar is aan [verzoekers] De beglazing bevindt zich immers op het balkon van [verzoekers] Daarmee valt het naar het oordeel van de kantonrechter onder artikel 17 lid 2 onder c. Dat de balkonbeglazing voor de totstandkoming van het appartementencomplex een gemeenschappelijk belang diende, maakt nog niet dat de beglazing ook na oplevering van dit complex als een gemeenschappelijke zaak moet worden beschouwd. De splitsingsakte en het splitsingsreglement zijn immers na de oplevering van het appartementencomplex opgesteld en vanaf het moment van die splitsing behoort de balkonbeglazing tot het appartementsrecht van [verzoekers] en daarmee tot het uitsluitend gebruik van de eigenaar.
4.6.
Dat uit de splitsingstekeningen volgt dat de balkonbeglazing buiten het gebied van het appartementsrecht is getekend en daarmee als een gemeenschappelijke zaak moet worden beschouwd, zoals [verzoekers] ook betoogt, volgt de kantonrechter niet. Op geen enkele wijze is gebleken dat met het op de tekening aanduiden van de schuifrichting van de panelen bedoeld is geweest om de beglazing buiten het appartementsrecht van [verzoekers] te laten.
4.7.
De kantonrechter komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat er geen te honoreren feiten en omstandigheden zijn gesteld waaruit volgt dat de geluidwerende beglazing onder (artikel 17 van) het splitsingsreglement valt. Zodoende is er geen sprake van een in strijd met dit splitsingsreglement nietig besluit.
4.8.
Nu geen sprake is van een nietig besluit, overweegt de kantonrechter vervolgens dat in artikel 2:15 lid 1 sub a BW is bepaald dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon vernietigbaar is wegens strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen. In sub b van voormeld artikel is vervolgens bepaald dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon vernietigbaar is wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid.
4.9.
De kantonrechter is van oordeel dat de oproeping van de vergadering met inachtneming van artikel 45 lid 8 van het splitsingsreglement op een juiste wijze heeft plaatsgevonden. Vast staat dat de eerste uitnodiging is verstuurd op 1 april 2022. Dat is in lijn met de in artikel 45 lid 8 vermelde termijn van minstens 15 dagen voor de vergadering (van 21 april 2022). Ook voor wat betreft het toevoegen van het agendapunt is de kantonrechter van oordeel dat VvE [naam] tijdig heeft gehandeld. Weliswaar heeft VvE [naam] het agendapunt van [verzoekers] niet in zijn geheel één-op-één overgenomen op de agenda, maar het is wel degelijk zeven dagen voor de vergadering op de agenda geplaatst. Geoordeeld wordt dat deze termijn in lijn is met de termijn die in artikel 45 lid 8 van het splitsingsreglement is bepaald over het mogen toevoegen van onderwerpen op de agenda door de eigenaren. Binnen die termijn is het agendapunt van [verzoekers] op de agenda geplaatst. Dat er al een conceptbesluit bij dat agendapunt stond vermeld, acht de kantonrechter niet in strijd met het splitsingsreglement. Dat geldt ook voor het gegeven dat de toelichting van [verzoekers] op zijn agendapunt pas twee dagen voor de vergadering is toegezonden aan de overige eigenaren. In het splitsingsreglement is daarvoor geen termijn gesteld, zodat ook niet in strijd daarmee kan zijn gehandeld. Bovendien hebben alle eigenaren kennis kunnen nemen van de toelichting en heeft [verzoekers] deze toelichting ook mondeling tijdens de vergadering kunnen uiteenzetten. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat de oproeping van de vergadering conform het splitsingsreglement heeft plaatsgevonden.
4.10.
De kantonrechter overweegt in het kader van de redelijkheid en billijkheid, zoals bedoeld in artikel 2:15 lid 1 sub b BW, als volgt. [verzoekers] heeft bij de aankoop van het appartement kunnen constateren dat er balkonbeglazing aanwezig is. Hij heeft aldus ten tijde van de aankoop zelf gekozen voor een appartement met die beglazing en dat heeft naar het oordeel van de kantonrechter geleid tot een verantwoordelijkheid van [verzoekers] voor die balkonbeglazing. Dat er op dat moment maar weinig appartementen meer beschikbaar waren, zoals [verzoekers] betoogt, maakt dat niet anders. [verzoekers] had immers ook kunnen afzien van dit specifieke appartement in dit appartementencomplex. In deze omstandigheden acht de kantonrechter het feit dat [verzoekers] de beglazing niet kan verwijderen, er niet om gevraagd heeft en geen invloed heeft gehad op het aanbrengen ervan, geen reden om te oordelen dat er in strijd met de redelijkheid en billijkheid wordt gehandeld wanneer de beglazing als privézaak wordt beschouwd. In tegenstelling tot [verzoekers] is de kantonrechter van oordeel dat de aanwezigheid van de balkonbeglazing [verzoekers] wel individueel baat, nu hij in zijn appartement voordeel geniet van de beglazing doordat deze zowel geluidwerend als windwerend is.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat ook de omstandigheid dat de balkonbeglazing noodzakelijk was voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning, niet maakt dat het thans in strijd met de redelijkheid en billijkheid is om deze beglazing als privézaak aan te merken. Voor de vaststelling van wat tot het uitsluitend gebruik van de eigenaren behoort, is bepalend wat daarover is vastgesteld in de splitsingsakte en het splitsingsreglement. Uit het voorgaande is al gebleken dat in de splitsingsstukken niets is opgenomen over de balkonbeglazing en is tevens geoordeeld dat niet is gebleken dat het de bedoeling is geweest om die beglazing op te nemen in het splitsingsreglement. Nu het splitsingsreglement dateert van ná het verkrijgen van omgevingsvergunning en ná het opleveren van het appartementencomplex, is de kantonrechter van oordeel dat het vóór het splitsingsreglement bestaande (algemene) belang van balkonbeglazing kenbaar was op het moment van het opstellen van het splitsingsreglement. Desondanks is dat geen aanleiding geweest om de balkonbeglazing aan te merken als een gemeenschappelijke zaak. In dat geval had het – zoals ook al reeds overwogen – immers voor de hand gelegen dat deze balkonbeglazing was opgenomen in het splitsingsreglement. Om dat belang ten tijde van het realiseren van het appartementencomplex thans nog te beschouwen als een algemeen belang, komt de kantonrechter niet redelijk voor. De balkonbeglazing is nu immers alleen dienstbaar aan [verzoekers] Zodoende acht de kantonrechter ook de destijds vereiste omgevingsvergunning geen reden om te oordelen dat er thans in strijd met de redelijkheid en billijkheid wordt gehandeld wanneer de beglazing als privézaak wordt beschouwd.
4.11.
Al met al komt de kantonrechter tot het oordeel dat van een nietig besluit geen sprake is en evenmin van een vernietigbaar besluit. De verzoeken van [verzoekers] zullen op grond van het voorgaande worden afgewezen.
4.12.
De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval, waaronder de verhouding tussen partijen als VvE en lid van de VvE, aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt. Om die reden bestaat er ook geen om nakosten toe te wijzen, zoals VvE [naam] heeft verzocht.

5.De beslissing

5.1.
wijst de verzoeken af;
5.2.
compenseert de proceskosten en bepaalt dat elke partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hindriks en in het openbaar uitgesproken op
28 november 2022.