Op 27 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klaagster, die de teruggave van haar in beslag genomen voertuig, een Renault Captur, verzocht. Het voertuig was op 8 januari 2022 in beslag genomen in verband met een strafrechtelijk onderzoek naar haar man, die verdacht werd van witwassen. Klaagster stelde dat zij rechthebbende was en dat het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzette, aangezien zij niet betrokken was bij strafbare feiten. De officier van justitie was echter van mening dat het beslag gehandhaafd moest blijven, omdat het voertuig een professionele verborgen ruimte bevatte waarin drugs en geld waren aangetroffen.
Tijdens de behandeling in raadkamer op 10 mei 2022 is klaagster niet verschenen, maar haar raadsman heeft het standpunt van de officier van justitie betwist. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich tegen teruggave verzet, omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de onttrekking aan het verkeer van het voertuig zou bevelen. De rechtbank benadrukte dat het voertuig feitelijk onder de man van klaagster in beslag was genomen en dat de aanwezigheid van de verborgen ruimte en de aangetroffen verdovende middelen een belangrijke rol speelden in de beslissing.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat de vraag of klaagster als rechthebbende kon worden aangemerkt, in het licht van de feiten geen verdere beantwoording behoefde. De beslissing werd genomen door rechter mr. J.C.A.M. Los, in tegenwoordigheid van griffier mr. M. van Grinsven, en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.