ECLI:NL:HR:2007:BB8869
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het klaagschrift tot teruggave van in beslag genomen geldbedragen door de Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 december 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Haarlem. De zaak betreft een klaagschrift ingediend door een derde-belanghebbende, die teruggave van in beslag genomen geldbedragen vorderde. De Rechtbank had eerder het klaagschrift ongegrond verklaard, omdat niet was aangetoond dat de in beslag genomen bedragen aan de klaagster toebehoorden. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank een onjuiste maatstaf had aangelegd bij de beoordeling van het klaagschrift. De Hoge Raad benadrukte dat in gevallen waarin het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet meer vordert, de Rechtbank moet beoordelen of de klaagster redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De Hoge Raad vernietigde de bestreden beschikking en wees de zaak terug naar de Rechtbank te Haarlem voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift. De uitspraak onderstreept het belang van een zorgvuldige beoordeling van de rechten van derde-belanghebbenden in beslagzaken, vooral wanneer het belang van strafvordering niet meer in het geding is.